Voorwaartse insnijding
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Voorwaartse (in)snijding is een methode in de landmeetkunde waarbij door hoekmeting vanuit minstens twee in coördinaten bekende punten de coördinaten van een afgelegen punt worden berekend, zonder in dat punt metingen te verrichten. De methode is een vorm van driehoeksmeting.
De methode werd vooral gebruikt in de tijd dat het nauwkeurig meten van afstanden niet eenvoudig was, zoals bijvoorbeeld het geval was bij de driehoeksmeting. De hoeken worden doorgaans gemeten met een theodoliet. De precisie waarmee de coördinaten van het gemeten punt kunnen worden bepaald hangt af van de snijdingshoek van de voerstralen in dat punt. De precisie is optimaal bij een haakse snijding.
Stel we hebben twee bekende punten A en B en een derde nog te bepalen punt C. Deze drie punten vormen een driehoek. Wanneer we vanuit de bekende punten A en B de richtingen naar C bepalen door middel van hoekmeting van de hoeken α en β, is de driehoek volledig bepaald en daarmee zijn de coördinaten van C uit te rekenen met behulp van de stelling van Pythagoras en de sinusregel.
Om een grotere betrouwbaarheid te krijgen, kunnen meer punten (P) in de meting betrokken worden.
Men spreekt van het insnijden van punten door hoek- of richtingsmeting en ook wel van voorwaartse en achterwaartse insnijding. De termen snijding en insnijding worden door elkaar gebruikt.[1]