Werkhuis
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Een werkhuis was in Nederland oorspronkelijk een instelling opgericht om armoede en bedelarij het hoofd te bieden door werkeloze mensen min of meer vrijwillig aan het werk te zetten. Andere - verplichte - vormen van werkhuizen bestonden vroeger ook, namelijk het rasphuis (voor criminelen van het mannelijke geslacht) en het spinhuis (voor criminelen van het vrouwelijk geslacht).[1] Dat waren voorlopers van de huidige gevangenissen. Daarnaast bestonden ook armenhuizen.
De inrichtingen werden door de plaatselijke overheid beheerd. Naast bedelaars, zwervers en criminelen werden er invaliden en weeskinderen in een werkhuis opgenomen.[2] De bewoners werden gedwongen om te werken, met als doel om hen in nuttige burgers veranderen. In de 18e eeuw was men van mening dat het verblijf in een werkhuis vooral onaangenaam moest zijn. Pas later, in de 19e eeuw, kregen de werkhuizen het karakter van een gevangenis. Bedelen en landlopen waren dan ook inmiddels strafbaar geworden.[2]
Opname in een werkhuis gebeurde ook wel op verzoek van verwanten, of in geval van wezen op verzoek van de voogd.