Top Qs
Tijdlijn
Chat
Perspectief

Arabische Lente

protesten en revoluties in de Arabische wereld Van Wikipedia, de vrije encyclopedie

Arabische Lente
Remove ads

De Arabische Lente (Arabisch: الربيع العربي, ar-rabīˁ al-ˁarabī) was een golf van opstanden, protesten en revoluties in de Arabische wereld die begon op 18 december 2010 en bestaat uit revoluties in Tunesië, Egypte, Libië en Jemen, een burgeroorlog in Syrië, grote demonstraties en protesten in Bahrein, protesten van middelgrote schaal in Jordanië, Marokko, Algerije, Irak, Oman en de Palestijnse gebieden en incidentele protesten in Mauritanië, Saoedi-Arabië, Soedan, Libanon en Koeweit. Alleen in Qatar en in de Verenigde Arabische Emiraten zijn geen incidenten gemeld.

Snelle feiten Arabische Lente 2010-2012, Plaats ...
Remove ads

Oorzaken

Samenvatten
Perspectief

Oorzaken voor de protesten verschillen van land tot land. De meest genoemde oorzaken zijn onderdrukking, oneerlijk verlopen verkiezingen, corruptie, prijsstijgingen, gebrek aan politieke vrijheid en werkloosheid. In diverse demonstraties uiten burgers van Arabische regimes hun onvrede en stellen ze hun zittende regeringen verantwoordelijk.

Veel Arabische landen (met name Egypte) hadden te maken met een inzettende demografische overgang. Door de kloof tussen een hoog geboortecijfer en een laag sterftecijfer. Hierdoor vormde zich een 'jeugdbult': een relatief groot cohort aan jongvolwassenen trad toe tot een arbeidsmarkt die de toevloed niet kon verwerken, met jongerenwerkloosheid tot gevolg. Aangezien jongeren in die situatie snel geneigd zijn ouderen te bekritiseren, waren jongeren sneller geneigd tot protesteren. Hierdoor droeg de demografische situatie bij aan instabiliteit.[1]

Het incident dat de vlam in de pan deed slaan was de zelfverbranding van de Tunesische straatverkoper Mohammed Bouazizi, op 17 december 2010, uit protest tegen de inbeslagneming van zijn handelswaren en de vernederingen die hij onderging door toedoen van een vrouwelijke politieagent. Dit leidde tot massale protesten en de val van de Tunesische regering, waarop de instabiliteit oversloeg naar andere landen.

Remove ads

Overzicht

Samenvatten
Perspectief
Meer informatie Land, Startdatum ...

Tunesië

Zie Jasmijnrevolutie voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De directe aanleiding van de protesten in Tunesië was de dood van de 26-jarige straathandelaar Mohammed Bouazizi, die zichzelf in brand stak nadat hij geen werk kon vinden en getergd werd door corruptie. De dagen die volgden waren er steeds protesten in Mohammeds woonplaats, Sidi Bouzid, om hem te herdenken. De protesten waren gericht tegen de corrupte Destourianpartij die al jaren de scepter zwaait en geleid werd door Zine El Abidine Ben Ali. Vakbonden, advocaten, studenten en internetactivisten sloten zich aan bij het protest dat zich over het land verspreidde en uitten de ontevredenheid over de repressie, de hoge werkloosheid en de stijgende voedselprijzen. Nadat de politie eerst de protesten met geweld wilden uiteenslaan, schakelde Ben Ali het leger in. Toen bleek dat deze niet bereid waren op het volk te schieten vluchtte Ben Ali het land uit. De revolutie in Tunesië wordt gezien als de vallende dominosteen die de protesten in de andere Arabische landen in gang zette.

Egypte

Zie Egyptische Revolutie (2011) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In Egypte vonden grote demonstraties plaats met als middelpunt het Tahrirplein in de hoofdstad Caïro. Onder andere via sociaalnetwerksites riepen jongeren op om te protesteren tegen het regime van Hosni Moebarak. Deze trad af op 11 februari 2011.

Jemen

Zie protesten in Jemen (2011-2012) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Jemen is het armste land van de Arabische Liga. De stijging van de voedselprijzen kwamen bijgevolg hard aan. De protesten tegen het regime van president Ali Abdullah Saleh begonnen gelijktijdig met de protesten in Egypte en zwollen aan. Nadat de regering scherpschutters inzette op ongewapende betogers om het protest tevergeefs te stoppen, keerden velen zich af van hun president. Enkele ministers en ambassadeurs namen ontslag. Drie generaals besloten hun troepen in te zetten om demonstranten te beschermen.

Libië

Zie opstand in Libië voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Het conflict in Libië begon in februari 2011 met vreedzame protesten tegen de autoritaire leider Moammar al-Qadhafi. Deze werden beantwoord met geweld. Verschillende legereenheden liepen over naar het kamp van opstandelingen, waardoor de protesten ontaardden in een burgeroorlog. De Verenigde Naties steunt de opstandelingen, verenigd in de Nationale Overgangsraad in Benghazi, door een vliegverbod te handhaven en onder NAVO-commando militaire voertuigen van Qadhafi aan te vallen vanuit de lucht. Na een halfjaar gevechten leken met de val van Tripoli in augustus 2011 de opstandelingen het regime te hebben overwonnen. Op 20 oktober werd de laatste stad (Sirte) veroverd. Op deze dag raakte ook bekend dat Moammar al-Qadhafi om het leven was gekomen na een vuurgevecht. Hierbij liep de opstand in Libië aan een einde. Op 23 oktober werd de bevrijding officieel uitgeroepen.

Syrië

Zie Syrische Burgeroorlog voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

President Bashar al-Assad van Syrië beloofde bij zijn aantreden, waarbij hij zijn vader opvolgde, hervormingen. Al-Assad speelt de verschillende religieuze en etnische groepen tegen elkaar uit om zijn machtsbasis te verzekeren. De protesten in de regio waaiden uiteindelijk ook over naar Syrië en verspreidden zich vlug over het gehele land. De regering reageerde echter met geweld, er wordt geschoten op betogers en het leger wordt ingezet om de protesten te stoppen. Dit loopt uiteindelijk uit in een burgeroorlog, waarin al meer dan 220.000 slachtoffers zijn gevallen.

Bahrein

Zie protesten in Bahrein voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In Bahrein uitte de sjiitische meerderheid zich tegen de soennitische koninklijke familie die het land regeert. De gediscrimineerde Sjiieten bezetten het Parelplein naar het Egyptische voorbeeld op het Tahrirplein. Met hulp van troepen uit buurlanden Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten herstelde de regering de orde hardhandig. In juli 2011 startte een 'nationale dialoog', waaraan de belangrijkste sjiitische oppositiepartij meedoet.

Algerije

Zie protesten in Algerije voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In Algerije is president Abdelaziz Bouteflika al sinds 1999 aan de macht, verkiezingen in het verleden zijn waarschijnlijk vervalst. Eind 2010 stegen de voedselprijzen sterk, er is een hoge jeugdwerkloosheid en een tekort aan woningen. Er waren al protesten, maar de Tunesische opstand laaide de protestacties op. Er was echter geen sprake zijn van een breed gedragen protest, mede omdat velen de stabiliteit van het regime waarderen en met de voorbije bloedige burgeroorlog in het achterhoofd.

Marokko

Zie protesten in Marokko voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Marokko wordt geleid door koning Mohammed VI, hij volgde zijn repressieve vader Hassan II op. De nieuwe koning voerde meer vrijheden door en haalde de dialoog aan met de oppositie. Bijgevolg heeft de koning veel krediet bij de bevolking in tegenstelling tot de meeste andere leiders in de Arabische wereld. Er zijn echter ook hier massale demonstraties gekomen die ijverden voor meer rechten voor de Berbers en meer democratie. Grootschalige rellen bleven echter uit. In maart 2011 kondigde de koning democratische grondwetshervormingen aan, met name gericht op (inperking van) de macht van de vorst. Op 17 juni maakte hij bekend dat daartoe op 1 juli het Marokkaans grondwetsreferendum zal worden gehouden.

Palestina

In Palestina hebben Hamas en Fatah gepoogd hun geschillen bij te leggen en het eens te worden over een nieuwe verkiezingsdatum uit vrees voor protesten. Deze onderhandelingen liepen echter al snel vast zonder dat er reële verzoening was bewerkstelligd.

Remove ads

Gevolgen

Loading related searches...

Wikiwand - on

Seamless Wikipedia browsing. On steroids.

Remove ads