Top Qs
Tijdlijn
Chat
Perspectief
Belastings- en aansluitfactor
getal van zwaarte Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
Remove ads
Een belastingsfactor is een getal dat aangeeft hoe zwaar een apparaat zoals een (bedraad) telefoontoestel, antwoordapparaat, fax, modem of DECT-basisstation een openbaar telecommunicatienetwerk belast. Hiermee kan worden bepaald hoeveel apparaten op het netwerk mogen worden aangesloten. Aansluitfactor is een term voor in principe hetzelfde.
Inleiding
Samenvatten
Perspectief
Apparaten aangesloten op het openbare netwerk nemen stroom af en 'belasten' daardoor het netwerk. Nationaal en internationaal zijn daarom eisen gesteld aan de maximale belasting van telefoonlijnen. Deze maximale belasting wordt in het Nederlands taalgebied aangeduid met belastingsfactor (voorheen aansluitfactor), op Europees niveau met loading factor (LF), in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië met ringer equivalence number (REN) en bijvoorbeeld in Canada met load number.[1][2] Bij overschrijding van de maximale belasting is het mogelijk dat de apparaten niet meer goed functioneren of de telefoon niet meer overgaat en wordt onredelijk veel beslag gelegd op de beschikbare netwerkcapaciteit.
De belastingsfactor of aansluitfactor is vooral van belang bij parallel geschakelde apparaten, omdat de totale weerstand daarvan lager is dan de laagste van de afzonderlijke weerstanden, waardoor de apparaten gezamenlijk meer stroom afnemen dan één apparaat doet (wet van Ohm). Dit geldt niet alleen voor vaste weerstanden, maar ook voor elektrische componenten die een frequentieafhankelijke wisselstroomweerstand (impedantie) hebben, zoals spoelen. In serie geschakelde apparaten belasten het openbare netwerk juist minder, doordat de weerstanden bij elkaar opgeteld moeten worden.
Eind twintigste eeuw begon het Europees Telecommunicatie en Standaardisatie Instituut (ETSI) in opdracht van de Europese Commissie met de geleidelijke harmonisatie van de Europese standaarden voor telefoonaansluitingen en randapparatuur in een poging een einde te maken aan de verschillende technische eisen die tot dan toe in de Europese landen werden gesteld. De basis hiertoe was gelegd door een discussiestuk ('groenboek') van de commissie uit 1987[3] waarin de voortschrijdende technische ontwikkelingen in kaart waren gebracht en het verlangen naar marktliberalisatie en harmonisatie en daarmee verdere Europese integratie uiteen was gezet.[4] Een onderdeel van de harmonisatie was de definitie van de belastingsfactor van apparatuur en de manier waarop deze factor (een getal tussen 0 en 100) kan worden berekend. Volgens de ETSI-norm moeten Europese PSTN-lijnen minimaal een belastingsfactor van 100 aankunnen, en parallel of in serie op een lijn aangesloten toestellen mogen dit getal daarom niet overschrijden. Het verschil met de oude Nederlandse 'aansluitfactor' is dat bij de berekening van de Europese belastingsfactor meer technische aspecten van het apparaat in aanmerking worden genomen en dat de aansluitfactor was gebaseerd op een willekeurige schaal van 0 tot 5 in plaats van 0 tot 100.
Hoewel de voorgeschreven capaciteit van het openbare netwerk op 100 is gesteld, kan de werkelijk beschikbare netwerkcapaciteit bij het aansluitpunt van een consument overigens variëren, doordat deze afhankelijk is van de tolerantiewaarden van de telefooncentrale en de lengte en kwaliteit van de abonneelijn. Woont een abonnee bijvoorbeeld dicht bij een centrale, dan is de lijnimpedantie lager en daarmee de belspanning hoger.
Remove ads
Belastingsfactor
Samenvatten
Perspectief
Berekening
De belastingsfactor kan worden berekend door eerst de volgende metingen te verrichten,[5] die alle hun eigen belastingsfactor opleveren.
- De Engelse term is transferred (state), d.w.z. het apparaat heeft de verbinding (lus) doorgegeven aan een in serie geschakeld apparaat. Zou de verbinding zijn doorgegeven aan een parallel geschakeld apparaat, dan zou het eerste zich in de ruststand bevinden. (Een installatie moet zodanig zijn aangelegd dat slechts één apparaat tegelijk spraaksignalen kan overbrengen of ontvangen, wat inhoudt dat het apparaat op dat moment het hoofdtoestel is en de andere bijtoestellen zijn.)
- De totale gelijkstroomweerstand tussen elke ader en aarde moet groot genoeg zijn.
- De totale gelijkstroomweerstand op de lijn moet groot genoeg zijn.
- De totale impedantie bij een belsignaal moet groot genoeg zijn. De frequentie van de wekspanning (belspanning) bij PSTN-lijnen van KPN Telecom is overigens altijd 25 Hz.
- Een parallel geschakeld apparaat zou signaalverlies veroorzaken als de totale impedantie tijdens spraakcommunicatie te laag is.
- Voor apparaten die niet bedoeld zijn om 12- en 16kHz-telimpulsen ('telefoontikken') te kunnen detecteren. Deze parameter is niet van belang voor aansluitingen op een PSTN-lijn van KPN Telecom, aangezien het KPN-netwerk sinds 2002 geen telefoontikken (50Hz-signalen) meer aanbiedt.
- Een gelijkstroom opgewekt door het apparaat tijdens het belsignaal (bijvoorbeeld als gevolg van het gebruik van een overspanningsbeveiliging) is ongewenst omdat het dan voor de telefooncentrale kan lijken of de telefoon is opgenomen, reden waarom de totale gelijkstroom laag genoeg moet zijn.
- De symmetrie van de aders ten opzichte van aarde moet zo goed mogelijk zijn om overspraak te voorkomen. De waarde is op twee manieren te meten, zoals aangegeven in de eerste kolom.
- Parallel of in serie geschakelde apparaten mogen geen ongewenste stoorsignalen veroorzaken.
- Zie ITU-T Recommendation G.117 (1996).
De uiteindelijke belastingsfactor van een apparaat is de hoogste factor die bij de metingen gevonden is, naar boven afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal.
Overigens is de belastingsfactor behorend bij een bepaald type en model apparaat slechts een gemiddelde, omdat de gebruikte elektrische componenten (weerstanden e.d.) een toegestane afwijking hebben, de zogenoemde tolerantie.
Remove ads
Aansluitfactor
Samenvatten
Perspectief
De aansluitfactor wordt bepaald door de elektrische eigenschappen van het toestel in ruststand en bij een binnenkomend gesprek, dus tijdens het rinkelen. In de meeste gebieden van Nederland mag de som van de aansluitfactoren van alle apparaten aangesloten op een PSTN-lijn niet hoger zijn dan 5.
Berekening
De aansluitfactor kan worden berekend door eerst de volgende drie metingen te verrichten, die alle hun eigen aansluitfactor opleveren.
A: gelijkstroomweerstand
De gelijkstroomweerstand van het toestel in rust bepaalt allereerst aansluitfactor A, zoals weergegeven in de volgende tabel.
B: impedantie
De impedantie van het toestel bij 25 Hz in relatie tot de capaciteit van het toestel in rust bepaalt vervolgens aansluitfactor B, en wel als volgt:
C: laagste impedantie
De laagste impedantie in de spraakband, 300 tot 3400 Hz, bepaalt ten slotte aansluitfactor C volgens onderstaande tabel.
Resultaat
De uiteindelijke aansluitfactor van het apparaat is nu de hoogste factor die bij de drie metingen gevonden is, dus A, B of C.
Zoals in de tabellen hierboven te zien is, varieert de aansluitfactor van apparatuur tussen 0,5 en 2,5, zodat minimaal twee apparaten parallel op een lijn kunnen worden aangesloten om het belastingsmaximum van 5 van het openbare netwerk niet te overschrijden.[6] De oude PTT-toestellen T65,[7] Unifoon en Diavox hadden een aansluitfactor 2,5. De latere T88[8] had een aansluitfactor 1. Een T65 of ander vierdraadstoestel aangesloten volgens de tweepuntsschakeling[9] en met uitgeschakelde bel had een aansluitfactor 0.
Aansluitfactor per model

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de aansluitfactoren van het PTT-telefoonassortiment in 1992 en bekende oudere toestellen.[10]
Goedkeuringsmerk

Vanaf 1 januari 1989 moest alle apparatuur bedoeld voor het Nederlandse openbare netwerk voorzien zijn van een goedkeuringsmerk met aansluitfactor.[11] De datum viel samen met de privatisering van de PTT en het vrijgeven van de markt, waardoor ook andere bedrijven telefoonapparatuur mochten gaan verkopen. Bovendien mochten consumenten vanaf dat moment zelf een installatie aanleggen, waarbij zij aan de aansluitfactor konden zien hoeveel toestellen tegelijk zij op het telefoonnet konden aansluiten. Aan de fabrikanten werd echter de eis gesteld dat de apparatuur eerst moest worden gekeurd door de KEMA of het Nederlands Keuringsinstituut voor Telecommunicatieapparatuur (NKT) voordat deze in de handel mocht worden gebracht.[12] Dat gold overigens niet voor snoeren en stekkers. De verkoop van niet-goedgekeurde apparatuur werd vanaf 1 januari strafbaar gesteld met een gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of een boete van 25.000 gulden.[13] Consumenten die storingen veroorzaakten in de telefooncentrale door het gebruik van niet-goedgekeurde apparatuur konden bovendien worden afgesloten en, anders dan bij goedgekeurde apparatuur, aansprakelijk worden gesteld voor de schade. De nationale eisen waaraan de apparatuur moest voldoen om goedgekeurd te worden, waren vastgelegd in de Specificaties van conformiteit voor randapparatuur bestemd voor aansluiting op de telecommunicatie-infrastructuur. Document T 11-00 definieerde onder meer de aansluitfactor.
De wijze van aanbrengen van het goedkeuringsmerk is vastgelegd in de Uitvoeringsregeling randapparatuur.[14] Het goedkeuringsnummer (vermeld in het keuringsrapport) alsook de aansluitfactor moeten bij apparaten gekeurd volgens de nationale technische eisen[15] zijn aangebracht op een rechthoekig etiket in de blauwe kleur PMS 293 en in de vorm "NL 12345678 * aansluitfactor 1,2" met daarboven de tekst "ministerie van verkeer en waterstaat". Een voorbeeld van zo'n etiket is hierbij afgebeeld. In plaats van op een etiket mag het goedkeuringsmerk echter ook in reliëf op de behuizing zijn aangebracht.
- In 1977, het jaar waaruit dit exemplaar dateert, was een blauw etiket met de aansluitfactor echter nog niet verplicht
- Goedkeuringsmerk met aansluitfactor op de onderzijde van een Palermo plus van PTT Telecom (1990)
Remove ads
Verband tussen belastings- en aansluitfactor
Wikiwand - on
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.
Remove ads