Loading AI tools
cultureel-filosofische en intellectuele stroming Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
De Verlichting of Eeuw van de Rede was een cultureel-filosofische en intellectuele stroming in Europa die ruwweg samenviel met de 18e eeuw. In deze periode ontstond een culturele beweging van intellectuelen met als doel het gebruik van de rede en het filosoferen te bevorderen. De rede gaat alleen maar af op feiten, hoe verborgen die ook zijn.[1] De Verlichting stond aldus voor bevordering van de wetenschap en intellectuele uitwisseling. De propagandisten ervan bestreden het bijgeloof, obscurantisme, misbruik van recht in kerk en staat, intolerantie en kwamen op voor zekere grondrechten.
Kenmerkend voor de Verlichting was een toename van het vertrouwen op de wetenschap en logica en minder op religie en tradities, waarvan de prominente rol aan het afnemen was. De wens een grotere rol toe te kennen aan de rede – in de zin van gebruik van het verstand in plaats van religieuze dogma's en de eeuwenlang gebruikelijke gehoorzaamheid aan normen die werden voorgeschreven door de leidende figuren van de geestelijkheid – kwam tot uitdrukking in de titel van het verschijnen van het boek The Age of Reason, die in de Engelse taal een synoniem zou gaan worden voor de Verlichting. De Verlichting wordt algemeen beschouwd als een reactie op het dogmatische autoriteitsgeloof.
De Verlichting als stroming[2] wordt gezien als een van de pijlers onder de westerse beschaving en zette grote wijzigingen in gang in het denken over religie, filosofie, kunst, wetenschap en politiek.[3] Tijdens de Verlichting zag men haar nog niet als een stroming of een afgebakend tijdperk, maar als een maatschappelijk proces waarvan de ontwikkeling kon worden nagestreefd en die nog voortduurt. De Verlichting gaf aanleiding tot modernisering van de samenleving door middel van individualisering, emancipatie, feminisme, secularisering en globalisering. Het gelijkheidsbeginsel, de mensenrechten en de burgerrechten vinden er hun wortels, net zoals het 'vrijdenken', het klassiek liberalisme, het socialisme, het anarchisme.
De Verlichting kent een kritische en een constructieve zijde. De kritische of radicale verlichters nemen het (geïnstitutionaliseerde) geloof en de onredelijkheid op de korrel. Zij komen op voor een scheiding tussen kerk en staat gebaseerd op rechtvaardigheid en democratie. De constructieve of gematigde verlichters, zoals Joseph Priestley, zoeken manieren om kennis (wetenschap) en religie met elkaar te verbinden.
In de eerste helft van de achttiende eeuw hielden de filosofen van de Verlichting zich bezig met het populariseren van de wetenschap, het zoeken naar kennis, waarheid, geluk en volmaaktheid.[4] In de tweede helft van de achttiende eeuw werden de grondslagen gelegd voor economie, sociologie, pedagogie, antropologie en land- en volkenkunde. Tijdens de Verlichting hadden geleerden en amateurs grote belangstelling voor de natuur. Het ging hen om het ontdekken van de wetmatigheden. In de zeventiende eeuw en nog lang daarna werd het begrip 'filosofie' gewoonlijk gebruikt voor wat nu natuurwetenschap wordt genoemd.[5] De filosofen uit de renaissance hadden voornamelijk aandacht besteed aan God en de mens en de natuur was daarbij verwaarloosd.[6]
Niet alle 17e- en 18e-eeuwers beschouwden het tijdperk waarin zij leefden als verlicht, een periode waarin men het duistere verleden achter zich had gelaten. Tegenover de Verlichting stond het obscurantisme. Het was eerder een tijd van redelijkheid dan van rede; meer een houding, een doel of een streven dan een filosofisch stelsel.
René Descartes legde met de uitspraak Cogito ergo sum de grondtoon van de verlichting. Alleen door het gebruik van de rede en het gezonde verstand komt men tot waarheid.[7]
Baruch Spinoza, die voortbouwde op het denkwerk van Descartes, accepteerde als een van de eersten geen andere verklaring dan die gebaseerd op de rede. Spinoza kreeg navolgers in Duitsland, zoals Gottfried Wilhelm Leibniz en Ehrenfried Walther von Tschirnhaus. Zijn boeken werden al snel vertaald in het Frans, maar zijn filosofie bleef een heikel punt: ze zou leiden tot atheïsme en fatalisme en is in bijna alle landen van Europa fel bestreden. In Engeland werd Spinoza volledig genegeerd. Daar ontwikkelde zich het empirisme met het inzicht dat niet de rede, maar waarneming ten grondslag lag aan nieuwe kennis. In Frankrijk ontwikkelde zich met Diderot, Holbach en Melchior Grimm een radicale richting. Deze zette zich af tegen meer gematigde verlichtingsdenkers als Rousseau en Voltaire, die een bepaalde vorm van religie accepteerden in hun filosofie. (Afhankelijk van de staatsvorm en de invloed van de vorst of kerk was deze vraag de kern van het debat in andere Europese landen, waar ofwel het katholieke, het anglicaanse, het calvinistische, het lutherse of het Russisch-orthodoxe geloof werd beleden.) In Duitsland ontstond een nog gematigder richting, zich baserend op de voorzichtige Leibniz en diens navolger Christian Wolff.
Volgens de historicus Jonathan Israel spitste de discussie tussen de strijdende partijen zich rond 1740 toe op het belang van en de uitwerking van Spinoza's ideeën. De radicale periode was rond 1750 voorbij, waarna door de filosofen van de Verlichting een brug geslagen werd tussen wetenschap en geloof. "Een christelijke, tolerante of gematigde vorm van Verlichting overheerste."[8] Daarna stond de Verlichting ook voor het ontwikkelen en analyseren van eigen en andermans emoties[9]
Het is niet mogelijk om het exacte begin en einde van de Verlichting aan te duiden, maar ruwweg laat men deze periode duren van 1650 – het jaar dat Descartes overlijdt – tot ca 1800. Het begin van de Verlichting zou volgens Stephen Toulmin kunnen liggen bij de ontdekkingen van Galileo Galilei of de boeken van René Descartes.[10] Engelsen zijn geneigd de Verlichting te zien als een gevolg van de publicatie van Newtons Philosophiae Naturalis Principia Mathematica, rond 1687.
Door de reisboeken en reisverslagen die Europa aan het eind van de zeventiende eeuw overspoelden, begon men te twijfelen aan de blanke en christelijke superioriteit, het westerse denken. Men kwam tot het inzicht dat andersgelovigen waardevolle culturen hadden, ondanks een moraal die niet christelijk is.
In 1687 was Philippe Couplet de leider van een groep jezuïeten die de eerste bekende vertaling van een Chinees literair werk publiceerde, het Confucius Sinarum Philosophus.[11] Het werk handelde over het leven en het denken van de filosoof Confucius en bevatte onder andere een Latijnse vertaling van de Yijing. Gottfried Wilhelm Leibniz kon na het lezen ervan vaststellen dat het binair systeem dat hij uitgevonden had, reeds sinds lange tijd in China bestond.
Tussen 1704 en 1708 verscheen in Frankrijk een vertaling van Duizend-en-één-nacht.[12] Het boek werd immens populair, met het gevolg dat ook de kijk op de Arabische wereld veranderde. In zijn fictieve reisverslag Perzische brieven (Lettres persanes), dat in 1721 anoniem in Amsterdam verscheen, experimenteerde Montesquieu met cultuurrelativistische ideeën.[13] Twee kritische Perzen hielden zich zeven jaar lang in Frankrijk op en staken de draak met de Franse hofcultuur. Ze beschreven de financiële chaos, veroorzaakt door John Law. Het boek had een enorm succes. Voltaire schreef vervolgens zijn Lettres anglaises, een lofrede op de Engelse cultuur, dat in 1734 publiekelijk werd verbrand op de binnenplaats van het Parijse paleis van justitie. De markies d'Argens publiceerde in 1738 in Den Haag zijn Lettres juives, een briefroman waarin verschillende Europese regeringsvormen werden vergeleken.
Rond 1700 was de helft van alle boeken die werden gepubliceerd nog gewijd aan de theologie, die echter steeds meer terrein verloor aan reisboeken.[14] Wetenschappers doorbraken met hun empirische kennis, opgedaan door middel van vrij onderzoek, experimenten en waarnemingen, de eeuwenoude hegemonie van de theologie, en vervingen de traditionele kennis en gewoonten. Het idee dat in de natuur wetmatigheden staken die niet met de Bijbel konden worden verklaard, veroorzaakte een wetenschappelijke revolutie.
Isaac Newton toonde aan dat in het heelal te ontdekken wetten golden. Voor de filosofen golden die wetten op alle vlakken: van de natuurwetenschappen tot de sociale wetenschappen. Meer wetenschap betekende meer macht en mogelijkheden om de maatschappij te veranderen. Vooruitgang door wetenschappelijk inzicht in natuur en technologie is tijdens de Verlichting een breed gedragen wens. De boekenproductie explodeerde na 1750. Er waren boeken op de markt waarin de verworvenheden werden uitgelegd in een voor iedereen begrijpelijke taal, in het bijzonder voor vrouwen. Het Latijn verloor zijn hegemonie, het gebruik van de landstaal nam in plaats daarvan toe onder de wetenschappers.
Kenmerkend is de poging tot een kritisch en samenvattend overzicht van de stand van het weten via de beroemde Encyclopédie. Deze encyclopedie kwam tot stand tussen 1750 en 1776 onder leiding van de Franse encyclopedisten Denis Diderot en Jean Le Rond d'Alembert. Voltaire, Rousseau, Charles Montesquieu, Turgot en Cornelis de Pauw leverden artikelen.
De Encyclopédie ondervond tegenstand en het koninklijk privilege werd in 1759 herroepen. De Encyclopédie bedreigde het sociale systeem van drie standen, adel, geestelijkheid, burgers, en daarmee de staat, door het bestrijden en beledigen van religie en door het uitdragen van een politieke visie, die het begrip "burger" gelijkstelde met "bezitter" – twee standen, rijk en arm, wat later tijdens de Franse Revolutie vertaald zou worden in "actieve" burgers en "passieve" – deze laatste (waaronder vrouwen) zonder stemrecht. Een aantal encyclopedisten, in het bijzonder d'Holbach droegen atheïstische ideeën uit, en toonden hoe mechanische wetmatigheden en natuurwetten de wereld sturen. Dit alles tot consternatie van menige intekenaar op de fraaie verzameling kennis, die ongevraagd geconfronteerd werd met polemische lemma's, en met de vertragingen door de wrijving met de censuur.
Vóór de Verlichting was men ervan uitgegaan dat de mens tot het kwade neigt en afhankelijk is van God en de kroon. De verlichte denkers zien de mens daarentegen als van nature goed, autonoom en onafhankelijk. Nuttigheid, de waardigheid van de mens en zijn streven naar geluk in dit aardse leven (en niet in het hiernamaals) vormden het uitgangspunt in de ethiek. De denkers streven naar een rationele en universele moraal, geldig voor het handelen van alle mensen op aarde en onafhankelijk van een godsdienst, en opdat iedereen de vruchten van de verlichting zou plukken, hechten ze waarde aan populariserende en pedagogische activiteiten. De nieuwe kennis kon het onderwijs verspreiden, waardoor er sprake zou zijn van morele vooruitgang.
In het recht en de staatsorganisatie werden onredelijke tradities bestreden en hervormingspogingen ondernomen. Verlichtingsdenkers keerden zich tegen macht die alleen op het goddelijke of de traditie berust: de aristocratie, de monarchie en de kerk. De afwijzing van goddelijk gezag introduceert de scheiding tussen kerk en staat.
In 1748 publiceerde Montesquieu zijn De L'Esprit des Lois, waarin hij concludeert dat de scheiding der machten de vrijheid en gelijkheid van de burger garandeert. De trias politica bestaat uit drie elkaar controlerende machten: de wetgevende macht, de uitvoerende macht en de rechtsprekende macht. Het idee was niet nieuw: John Locke formuleerde de scheiding der machten al eerder. Deze nieuwe ideeën over recht, staat en politiek waren een inspiratiebron voor revoluties zoals de Corsicaanse onafhankelijkheidsoorlog (1755), Amerikaanse onafhankelijkheid (1776), de Franse Revolutie (1789) en de Belgische Revolutie (1790 en 1830), enzovoorts. De respectievelijke grondwetten zijn grotendeels op deze theorie gebaseerd.
In plaats van het goddelijke gezag kwam de theorie van het maatschappelijke verdrag - het contrat social van Jean-Jacques Rousseau. De meeste verlichtingsdenkers bepleitten de vervanging van de standenstaat door de democratie.
Omdat iedereen verantwoordelijk is voor zijn leven en omdat men zich verzet tegen overgeërfd en van God gegeven gezag, verliest de monarchie haar legitimiteit. De kritiek op de monarchie leidde doorgaans niet tot afschaffing maar tot aanpassingen van de leiderschapsstijl van de vorsten. Deze stijl, die men verlicht despotisme noemt, werd met name door Frederik de Grote, Catharina de Grote, keizer Jozef II en Adolf Frederik van Zweden gepropageerd.
Montesquieu en Voltaire vernieuwden de geschiedschrijving. Vóór de Verlichting golden de klassieken, zoals Tacitus, als betrouwbare bronnen voor geschiedschrijving. Volgelingen van René Descartes wezen erop dat deze bronnen vaak strijdig waren met archeologische vondsten, de Bijbel en Egyptische bronnen. De literatuur concentreerde zich op de actualiteit en het menselijke. De satire (zowel poëzie als proza) ontwikkelde zich onder invloed van Alexander Pope en Jonathan Swifts Gulliver's Travels tot een belangrijk genre. In de architectuur uitten de idealen van de verlichting zich in burgerlijke gebouwen, ordelijk, sober streng en neoclassicistisch; stucwerk met wetenschappelijke instrumenten.
In de schilderkunst leidde de verlichting tot de opkomst van het neoclassicisme, dat een reactie was op de (vooral in katholiek Europa) dominante barok en rococo. Deze stromingen stonden synoniem voor kerk en koningshuis. Het neoclassicisme bracht daar een 'rationeel' alternatief op. Er werd weer op een 'juiste' manier teruggegrepen naar de klassieke oudheid.
Veel componisten uit het tijdperk van de verlichting baseerden hun muziek op oosterse verhalen, of uit de Nieuwe Wereld.
Johann Sebastian Bach en Händel lieten zich inspireren door het piëtisme, maar met toepassing van wiskundige principes, zoals het contrapunt.
Diverse componisten bootsten natuur- en vogelgeluiden na in hun muziek.
Onder invloed van de verlichting zou de eindeloze barokmuziek plaatsmaken voor de Weense klassieken. Tommaso Traetta, Nicolo Piccinni en Christoph Willibald von Gluck baseerden zich na 1760 steeds meer op de Griekse tragedie; terug naar de bron.
Religiekritiek is een pijler van de verlichting. Het proces van secularisering verdringt de religie uit de ethiek en de moraal, de politiek en de wetenschap. De 'wetenschap' neemt gaandeweg de plaats in van "God" als essentie der dingen. Spinoza schreef in zijn Theologisch-politiek Traktaat uit 1670 dat jodendom en christendom historische fenomenen waren en niet berustten op iets absoluuts. Hij beschouwde de mens als een extern aangestuurde machine, terwijl de mens zelf zich vrij waant. John Lockes werk Brieven over de Verdraagzaamheid uit 1689 beïnvloedde het idee van de gedachte- en geloofsvrijheid. Toland - een radicale Iers-Britse denker - beweerde in 1696 met zijn Christianity Not Mysterious dat de Bijbel een gedeeltelijke vervalsing was en dat de kerk het volk misleidde. Pierre Bayle doorprikte het bijgeloof in kometen die onheil voorspelden. Balthasar Bekker, Johannes Wier en anderen deden hetzelfde met de heksenwanen en de daaruit voortvloeiende vervolging van onschuldige personen. Thomas Paine publiceerde in 1794-1807 het boek The Age of Reason, waarvan de titel ("tijdperk van de rede") tevens een benaming zou worden voor deze periode.
Typisch voor verlichte denkers was dat ze godsdienst zagen als een private kwestie en meenden dat het ongeoorloofd was daarin dwang uit te oefenen. Dergelijke ideeën over religieuze tolerantie waren overigens gelinkt aan seksuele tolerantie.[15] Hoewel er op dit punt lang geen eensgezindheid was, tekende zich toch een trend af om meer te vertrouwen op de moraliteit en de deugd van de mens, die als aangeboren werd beschouwd, en ontrouw minder als een zaak van staatsbelang op te vatten.[16]
Hoewel de verlichtingsdenkers kritiek uitoefenden op religie, bleven de meesten geloven als deïst en zien God als de oorzaak en schepper die niet meer ingrijpt. Newton en zijn collega's verklaarden het universum steeds nauwgezetter en mysteries die voorheen aan God werden toegeschreven, verklaarden ze mechanistisch. Vandaar dat Voltaire, c.q. het deïsme, God als een horlogemaker ziet die zich na het fabriceren van een kunstig uurwerk had teruggetrokken. De vroege en radicale verlichting, met Spinoza en Diderot als vertegenwoordigers, werd door tegenstanders beschreven als een a- en antireligieuze of atheïstische stroming. Nauwkeuriger is ze te bestempelen als pantheïstisch of deïstisch. In de gematigde, latere verlichting moderniseerde de religie zich en verloor haar centrale plaats. Religie werd toen niet meer gezien als een obstakel voor de vooruitgang.
De manier waarop de verlichting vorm kreeg verschilde per land, er bestonden verschillende ontwikkelingen naast elkaar. "Elkaar bestrijdende filosofische stelsels tuimelden over elkaar heen"[17], maar was overal een poging de heersende religieuze en politieke problemen te lijf te gaan.
In Frankrijk was de verlichting in de eerste plaats een reactie op het absolutisme van Lodewijk XIV. Daar leidde de strenge censuur ertoe dat velen het land uit vluchtten of in de gevangenis belandden. In Amsterdam, Den Haag en Leiden, waar de hugenoten eerder al hun toevlucht hadden gezocht, bevonden zich Franse drukkerijen, die hun drukwerk naar Frankrijk lieten smokkelen. Van de bijna dertig wetenschappelijke tijdschriften in Europa werden er zodoende achttien in Nederland gedrukt.[18]
Zowel Engeland als Frankrijk waren zeer rijk aan genootschappen, maar telden meer algemene dan literaire genootschappen, terwijl in Nederland het omgekeerde het geval was.[19] De oprichting van de Royal Society of London for the Improvement of Natural Knowledge (1662) en de Académie des Sciences getuigen van de interesse voor nieuw onderzoek om de verouderde standpunten te vervangen.
In Duitsland ontstond ook het piëtisme. Beide bewegingen beïnvloedden elkaar. Mogelijk zijn gevoel en verstand geen tegenstellingen, maar vullen elkaar aan.[20] In Spanje drong de verlichting nauwelijks door; in Rusland bleef zij beperkt tot een deel van de aristocratie, ondanks de inspanningen van de met Voltaire en Diderot bevriende tsarina Catharina de Grote. De beweging verspreidde zich naar de Europese kolonies en inspireerde de voor onafhankelijkheid strijdende Amerikanen Thomas Paine, Benjamin Franklin en Thomas Jefferson.
De aardbeving in Lissabon in 1755 veroorzaakte grote consternatie onder filosofen en theologen en bracht pennen in beweging. Voltaire en Rousseau kregen het met elkaar aan de stok. Op de financiële markten had de aardbeving tot gevolg dat er een tekort ontstond aan kasgeld en het gebruik van wisselbrieven beter gereguleerd zou worden.
De verlichtingsidealen stonden haaks op de slavernij en droegen bij tot de uiteindelijke afschaffing ervan. Ze beïnvloedden de Franse Revolutie in 1789 indirect, omdat de aanhangers eerder optimisten waren die geloofden in geleidelijke hervorming, niet in revolutie.
De drie Kritieken van de Duitse verlichtingsfilosoof en laatste universalist, Kant, gelden vanwege hun intellectuele diepgang als een mijlpaal in de westerse wijsbegeerte. Zijn meest toegankelijke tekst is het pamflet "Beantwortung der Frage: Was ist Aufklärung?" (De beantwoording van de vraag: wat is de verlichting?) uit 1784. Het was zijn bijdrage aan een prijsvraag. Uit dat werk komt de bekendste definitie van de verlichting. Kant zegt:
Deze onmondigheid is geen gebrek aan verstand, maar aan een gebrek aan moed en vastberadenheid en het blind vasthouden aan overgeleverde waarden.
De zinspreuk van de verlichting is 'Sapere aude: Durf je van je eigen verstand te bedienen[33], maar volgens Immanuel Kant moet men bij het nadenken over alles en bediscussiëren van ieder denkbaar onderwerp, gehoorzaamheid niet uit het oog verliezen.[bron?]
Zowel in de achttiende, negentiende als twintigste eeuw kwam er fundamentele kritiek. Sommigen hanteren begrippen zoals contraverlichting of tegenverlichting om de kritiek onder een noemer te brengen. Het conservatisme en de romantiek zijn vroege reacties. In de twintigste eeuw bekritiseerde Louis-Ferdinand Céline in zijn Reis naar het einde van de nacht de vooruitgangsgedachte. Max Horkheimer en Theodor Adorno deden dit met hun De dialectiek van de Verlichting. Recenter positioneert het postmodernisme zich tegenover de Verlichting en verwerpt radicaal de zekere kennis in de wetenschap, de moraal, de politiek en religie en de daarop gebaseerde hoop.
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.
Every time you click a link to Wikipedia, Wiktionary or Wikiquote in your browser's search results, it will show the modern Wikiwand interface.
Wikiwand extension is a five stars, simple, with minimum permission required to keep your browsing private, safe and transparent.