De Frankische verovering van de Nederlanden begon met het oversteken van de Rijn door Franken die het Romeinse Rijk binnendrongen. Tegen de 7e eeuw hadden zij zich tot in het zuiden verspreid en definitief hun Frankische Rijk gevestigd.

Beginsituatie

Aan het einde van de eerste eeuw v.Chr. hadden de Bataven zich gevestigd op de eilanden en broeken aan de mondingen van de Rijn, terwijl Schelde- en Maasbekken werden ingenomen door de Morienen in Vlaanderen (die eind 4e eeuw nog heidens waren[1]), de Menapiërs en Nerviërs in Brabant en Henegouwen, de Eburonen in het huidige Kempen en Limburg, de Aduatieken, Condruzen, Cerezen, Pemanen en Trevieren in de Ardennen.[2] Tijdens de Gallische Oorlog (58 – 51 v.Chr.) werd het gebied ten zuiden van de Rijn door de Romeinse Republiek veroverd en geannexeerd als de Romeinse provincie Gallia Belgica, waarvan in 90 n.Chr. Germania Inferior en Germania Superior werden afgesplitst. Het is niet helemaal duidelijk tot welke taalfamilies de stammen in dit Belgica behoorden; het merendeel was volgens de Romeinen Keltisch, maar sommigen Germaans (de zogeheten Germani cisrhenani).[2] De Romeinse overheersing zou stammen van beide taalgroepen blootstellen aan verregaande romanisering,[2] met name door de komst van het christendom, dat pas vanaf het midden van de 4e eeuw met zekerheid in de Lage Landen kan worden aangetroffen door de stichting van het bisdom Tongeren.[3]

Thumb
Verspreiding van de vijf Germaanse hoofdgroepen in de 1e eeuw na Chr.

De germanisering van de Lage Landen heeft zich volgens Henri Pirenne (1902) waarschijnlijk reeds voor de 3e eeuw langzaamaan ingezet, toen veel Germanen de Rijn overstaken om dienst te nemen in de grenslegioenen of zich als landbouwers vestigden.[4]

Salische en Ripuarische Franken

Vanuit het oosten waren al tijdens de Crisis van de derde eeuw (235-284) Germaanse stammen de Rijn overgestoken. Dit waren de Salische Franken en de Ripuariërs. De Ripuariërs (van 'ripa', "rivieroever" in het Latijn) bevolkten aanvankelijk met toelating van de Romeinen de linkeroevers van de Rijn, waar zij als een buffer tegen andere Germaanse stammen dienden. De Salische Franken sloten in 358 een verbond met de Romeinen, en mochten zich als foederati in de noordelijkste gebieden van Gallia Belgica tussen Rijn en Waal vestigen. Zij vormden aldus voor de Keltoromanen een buffer tegen de noordelijke Friezen. De meeste Kelten gingen reeds vroeg in de Romeinse periode zich zuidelijker in de Lage Landen vestigen, toen het noorden van Gallië voortdurend door de oorlogen werd geteisterd en de landbouw en de Keltische vestigingsplaatsen er grotendeels vernield raakten. Zij hadden zich veilig teruggetrokken achter het Carbonaria silva terwijl hun gebied in het oosten door het Ardeense woud van de Germanen werd gescheiden.[bron?]

Ontvolking van de zuidelijke Nederlanden

In de derde eeuw trof men weerskanten van de Via Belgica een geromaniseerde Keltische bevolking aan met dezelfde taal en zeden. Tijdens de crisis van de derde eeuw ontstond van 260 tot 274 het Gallische keizerrijk. Met veel moeite kon keizer Aurelianus het Romeinse gezag herstellen, Restitutor Orbis. Niettemin trokken horden Franken en Alemannen de provinciën binnen. Langs de zee trokken Franken en Saksen op strooptocht in het gebied van Morienen en Menapiërs en begonnen ze zich daar te vestigen. Dichte groepen Germanen kwamen zich daarna aan de kust vestigen, wat in de Vlaamse gewesten met de ontvolking van Keltoromanen gepaard ging. Carausius, die het toezicht had op de regio, werd beticht van hand-en-spandiensten. Hij kwam in opstand en riep zichzelf tot keizer uit (286-293). De Salische Franken maakten zich meester van het eiland der Bataven en bedreigden de Nederlanden ten zuiden van de Rijn, zoals de Ripuariërs ze langs het oosten bedreigden. Keizer Diocletianus hervormde omstreeks 290 het rijk en de Lage Landen werden deel van de pretoriaanse prefectuur van Gallië en het Romeins diocees Gallië.

Begin vierde eeuw was de Rijnbocht tussen Keulen en de Noordzee onophoudelijk het strijdperk tussen Franken en Romeinen geworden. De streek ten noorden van de Ardennen en Henegouwen werd in een desolaat landschap herschapen. Toen in 358 keizer Julianus Apostata de Salische Franken overwon, stond deze hen toe zich als foederati in het onvruchtbare en verlaten Toxandrië te vestigen.[bron?]

Franken, Friezen en Saksen

In het hoge noorden van de Lage Landen hadden zich heel vroeg reeds de Friezen en Saksen gevestigd, twee verzamelnamen van volksstammen die meestal samen worden genoemd. De Romeinen spreken van Frisii majores en minores, van Frisii en Frisiavones. Deze Friezen maakten deel uit van de Noordzeegermanen (Ingvaeones) en zouden voornamelijk van over zee uit Denemarken afkomstig zijn, die geleidelijk langsheen de ganse westkust van de Lage Landen doordrongen. De drie volken samen, Friezen, Saksen en Franken, maakten in de noordelijke Lage Landen het gros van de bevolking uit,[5] terwijl in Vlaanderen en Brabant de Germanen zich met Kelten vermengden en de voormalige concentratie Kelten zich voornamelijk in het zuiden bevond, in de Ardennen waren dat de Belgoromanen.[6]

Thumb
De Franken tussen 400 en 440. Het grijze gebied duidt het oude Gallië aan, de gekleurde zones geven de expansieneiging van beide volken aan.
Thumb
Lokalisering van de Ripuarische Franken in de tweede helft van de 5e eeuw (post-Romeins en pre-Merovingisch) waarna de Franken hun gebied naar het zuiden uitbreidden

Nadat de Salische Franken zich in de brede verlaten laagvlakte van Toxandrië hadden gevestigd begonnen zij zich daar vrij snel uit te breiden en volgde een expansie naar het zuiden langsheen de Schelde. In oostelijke richting werd de opgang van de Saliërs gestuit vanwege het Kolenwoud, dat hen scheidde van de Keltoromanen in het zuiden van het huidige België, die al eeuwen een Romaanse taal waren gaan spreken en door de Franken Wala genoemd werden (waarvan de moderne benaming Walen afgeleid is). De Franken vestigden zich nauwelijks aan de linkeroevers van de Schelde, omdat zich ook daar van Sint-Niklaas tot Torhout een ondoordringbaar woud uitstrekte, ten westen waarvan de Friezen steeds meer het gebied van de Menapiërs en Morienen bevolkten en zich met deze stammen mengden. Maar de Saliërs drongen wel langs de verlaten beemden van de Menapiërs door in de vallei van de Leie en Schelde. De weinige Belgoromaanse boeren die daar nog verbleven werden tot slavernij gebracht of omgebracht.[7]

De Ripuarische Franken van hun kant drongen niet verder dan de vlakten van Haspengouw en lieten de Ardennen links liggen. In het westen werden de Ripuariërs gestuit door de moerassen van de Kempen, waarachter het gebied van de Saliërs begon. Ook de horden Alemannen, die het Eifeler heideland doortrokken, kwamen daar voor een muur van wouden te staan.

Terugdringing van de Romeinse noordergrens

Toen de Salische Franken zover naar het zuiden waren doorgedrongen, dat zij bij Tornacum (Doornik) op de Romeinse troepenmacht stuitten, moest het onvermijdelijk weer tot oorlog komen. In 431 bemachtigden zij daarbij onder koning Chlodio de stad, (terwijl in het oosten de Ripuariërs de Maas overstaken). In 440 stichtten ze een koninkrijk met als centrum Doornik door met geweld de bovenvalleien van de Leie en de gouwen benoorden de Somme te veroveren, terwijl andere koningen Cameracum (Kamerijk) en de latere steden Atrecht en Térouanne innamen. In Boulogne, waar de bevolking al lang door de zeerovers geteisterd was, vestigden zij zich in groten getale tot aan de Kwinte en hun taal verdrong er het Romaans. In het noordoosten, in de Somme-vallei en in de omstreken van Kamerijk, Doornijk en Atrecht vermengden zij zich vervolgens onder de dichte bevolking van de oorspronkelijke Keltoromaanse bevolking die daar een te aanzienlijke meerderheid voor hen vormde. Omdat er geen massamigratie op gang kwam raakten deze Frankische pioniers mettertijd van hun hoofdgroep afgesneden, ondergingen de invloed van de reeds hoog gevorderde Romaanse cultuur en namen er ook die taal van aan, zoals het de Bourgondische en West-Gotische nederzettingen in het zuiden van Gallië verging.

Terugdringing van het christendom

Thumb
Machtsgebied van Syagrius. (De omvang is onzeker).

Nadat in de 5e eeuw de Romeinse legers zich uit de Lage Landen naar het zuiden hadden teruggetrokken, wist Syagrius nog enige tijd (476-486) een autonome Gallo-Romeinse staat tussen de Loire en de Somme in stand te houden, met een hoge concentratie aan Keltoromanen of geromaniseerde Keltische stammen van weleer. De door oorlog geteisterde gebieden van het noorden van de Nederlanden waren door de daar geromaniseerde Keltische bevolking verlaten en met hen verdween er ook het christendom naar het zuiden.

Vestiging van het Frankisch Rijk

Wikiwand in your browser!

Seamless Wikipedia browsing. On steroids.

Every time you click a link to Wikipedia, Wiktionary or Wikiquote in your browser's search results, it will show the modern Wikiwand interface.

Wikiwand extension is a five stars, simple, with minimum permission required to keep your browsing private, safe and transparent.