desactiveren

Dutch

Etymology

Probably borrowed from French désactiver.

Pronunciation

• Audio:

  (file)

Verb

desactiveren

1. (Belgium, transitive) to deactivate

   Synonym: deactiveren

   Antonym: activeren

Conjugation

Conjugation of desactiveren (weak)
infinitive	desactiveren
past singular	desactiveerde
past participle	gedesactiveerd
infinitive	desactiveren
gerund	desactiveren n
	present tense	past tense
1st person singular	desactiveer	desactiveerde
2nd person sing. (jij)	desactiveert, desactiveer2	desactiveerde
2nd person sing. (u)	desactiveert	desactiveerde
2nd person sing. (gij)	desactiveert	desactiveerde
3rd person singular	desactiveert	desactiveerde
plural	desactiveren	desactiveerden
subjunctive sing.1	desactivere	desactiveerde
subjunctive plur.1	desactiveren	desactiveerden
imperative sing.	desactiveer
imperative plur.1	desactiveert
participles	desactiverend	gedesactiveerd
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Related terms

• desactivering
• desactivatie