Erdkampfabzeichen der Luftwaffe
Duitse militaire onderscheiding tijdens de tweede wereldoorlog / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Het Erdkampfabzeichen der Luftwaffe (Nederlands: Luchtmachtinsigne voor grondgevechten) was een Duitse militaire onderscheiding tijdens de Tweede Wereldoorlog. In de loop van de oorlog vochten de manschappen van de Luftwaffe steeds vaker op de grond hun gevechten uit. De parachutisten, een elite-eenheid van de Luftwaffe, hadden dat al eerder in de oorlog gedaan.
De onderscheiding werd op 1 maart 1942 door de bevelhebber van de Luftwaffe, Rijksmaarschalk Hermann Göring, ingesteld en kon worden toegekend aan alle leden van de Duitse luchtmacht die zich hadden onderscheiden door uitstekende prestaties (ausgezeichnete Kampfleistungen) tijdens de gevechten op de grond.
De onderscheiding was alleen bestemd voor individuele officieren, onderofficieren en manschappen van de Luftwaffe, en kon na 22 februari 1943 ook postuum worden toegekend. Op 28 januari van dat jaar was al vastgelegd dat verbindings- en medisch personeel ook in aanmerking kwam. Dan moesten zij hebben bijgedragen aan het verzorgen en redden van gewonden, ook onder vijandelijk vuur.
Men moest om voor dit insigne in aanmerking te komen drie dagen in de frontlinie hebben gevochten. De luftwaffeleiding verwachtte deelname aan Sturmangriffe (het doorbreken van de vijandelijke linie) of aan Nahkämpfe, man-tegen-mangevechten.
De deelname aan succesvolle gevechtsoperaties of getoond leiderschap was op zich niet voldoende voor de toekenning van het Erdkampfabzeichen. Voor de inzet in de strijd tegen luchtdoelen was toekenning van een Erdkampfabzeichen uit den boze.
De gedecoreerden ontvingen behalve het insigne ook een diploma[1].
Personeel van de luchtmacht dat al vóór 1 maart 1942 een vergelijkbare onderscheiding van het leger, zoals het Allgemeines Sturmabzeichen of het Infanterie-Sturmabzeichen, toegekend had gekregen, moest dit inruilen tegen een Erdkampfabzeichen der Luftwaffe.