Tweede Wereldoorlog
oorlog van 1939 tot 1945 tussen asmogendheden en geallieerden / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
De Tweede Wereldoorlog was de escalatie van de Tweede Chinees-Japanse Oorlog die begon in 1937 en een Europese oorlog begonnen in 1939 tot een militair conflict dat van 1941 tot 1945 op wereldschaal werd uitgevochten tussen twee allianties: de asmogendheden en de geallieerden. In het westen worden meestal de jaren 1939 en 1945 aangehouden als begin en eind van de oorlog.
Tweede Wereldoorlog | ||||
---|---|---|---|---|
Datum | 1 september 1939 – 2 september 1945 | |||
Locatie | Europa, Stille Oceaan, Zuidoost-Azië, het Midden-Oosten, Oceanië, het Middellandse Zeegebied en Afrika | |||
Resultaat | Nazi-Duitsland en Japan verslagen, opkomst supermachten VS en Sovjet-Unie, dekolonisatie | |||
Casus belli | Azië: Marco Polobrugincident Europa: Duitse inval in Polen | |||
Strijdende partijen | ||||
| ||||
Leiders en commandanten | ||||
| ||||
Verliezen | ||||
| ||||
|
De Eerste Wereldoorlog eindigde in 1918 met een militaire overwinning van de drie grote westelijke democratieën: het Verenigd Koninkrijk, de Derde Franse Republiek en de Verenigde Staten. Die vormden daarna echter geen formeel militair bondgenootschap. Het VK en de VS ontbonden het grootste deel van hun strijdmachten. Dat maakte de opkomst mogelijk van agressieve autoritaire regimes: in 1918 de communistische Sovjet-Unie, in 1922 het fascistische Italië, na 1926 een Japanse militaire dictatuur en in 1933 Nazi-Duitsland.[bron?] Uiteindelijk raakten alle landen verwikkeld in een wapenwedloop gepaard gaande met oplopende internationale spanningen.[bron?]
Op 7 juli 1937 viel Japan China binnen.[bron?] Nadat het noordoosten van dat land veroverd was, volgde een slepende oorlog die miljoenen slachtoffers eiste. In de zomer van 1939 versloeg de Sovjet-Unie Japan toen het Mongolië wilde veroveren. Japan besloot zich hierna op de verovering van Zuidoost-Azië te richten. De nationaalsocialistische dictator van Duitsland, Adolf Hitler, liet in 1936 het gedemilitariseerde Rijnland bezetten. In 1938 annexeerde Duitsland in de Anschluss Oostenrijk. In het Verdrag van München moest Tsjecho-Slowakije het Duitstalige Sudetenland afstaan. Toen Tsjecho-Slowakije in maart 1939 geheel werd onderworpen, beloofden het VK en Frankrijk om Polen bij te staan in het geval van een Duitse aanval. Ze hoopten dat Hitler nu van een invasie zou afzien omdat het Duitse leger zijn opbouw nog lang niet voltooid had. Op 23 augustus sloot hij echter het Molotov-Ribbentroppact met de Sovjet-Unie, waardoor hij meende dat een internationaal ingrijpen ook deze keer zou uitblijven.
De Duitse Wehrmacht en de SS vielen op 1 september 1939 Polen binnen. Het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk verklaarden op 3 september 1939 de oorlog aan Duitsland. Polen werd na een maand veroverd. De Sovjet-Unie bezette het oosten van het land. Britten en Fransen begonnen een overmacht aan manschappen en materieel te verzamelen om Duitsland in 1941 te verslaan. In april 1940 echter veroverden de Duitsers Denemarken en Noorwegen. In mei 1940 werden de Lage Landen en Frankrijk verslagen door een verrassende opmars van tankeenheden door de Ardennen naar Het Kanaal. In juni 1940 verklaarde Italië de oorlog aan Frankrijk en het VK. De Britten wisten een invasie af te weren in de Slag om Engeland. Duitsland poogde in de jaren daarna vergeefs het VK te breken via een duikbootoorlog. De VS begonnen materiële steun aan het VK te leveren, sinds maart 1941 via de Leen- en Pachtwet. Mislukte Italiaanse aanvallen op Egypte en Griekenland dwongen Duitsland zich te mengen in een onderwerping van de hele Balkan en een langdurige Noord-Afrikaanse Veldtocht.
Hitler dacht in 1941 dat een "onoverwinnelijke" Wehrmacht de idealen van de nazi-ideologie kon verwezenlijken: het uitroeien van de Joden en het onderwerpen van de Slavische Untermenschen aan een bovenlaag van Germaanse kolonisatoren. Op 22 juni 1941 viel Duitsland de Sovjet-Unie binnen. Na grote terreinwinst liep dit offensief in de herfst vast in de modder. Op 7 december 1941 voerden vliegkampschepen van het Japans Keizerrijk een verrassingsaanval uit op de United States Pacific Fleet te Pearl Harbor. Hitler verklaarde vier dagen later de VS de oorlog, de grootste economie ter wereld. Zo raakten de Asmogendheden betrokken in een mondiaal conflict tegen een coalitie waarvan de militaire productie de hunne al in 1942 vele malen overtrof zodat hun nederlaag slechts een kwestie van tijd was. Dat jaar boekten ze nog successen die echter eindigden in pijnlijke echecs. Japan veroverde grote delen van Azië maar leed een beslissende nederlaag in de Slag bij Midway. Duitse legers rukten op in Egypte en naar de olievelden van de Kaukasus maar werden vernietigd in de Tweede Slag bij El Alamein en de Slag om Stalingrad. Van 1942 af voerden de Britten en Amerikanen steeds zwaardere bombardementen uit die wel de Duitse steden zouden verwoesten maar slechts een beperkt effect hadden op de industriële productie. Juli 1943 mislukte een laatste groot Duits offensief aan het Oostfront in de Slag om Koersk. Dezelfde maand landden de Britten en Amerikanen in Italië. De Italiaanse dictator Benito Mussolini werd ten val gebracht. De Duitsers bezetten het noorden van Italië. Tot mei 1944 kon het Rode Leger de Oekraïne heroveren omdat Hitler beval een belangrijk deel van zijn pantserreserves in Frankrijk op te stellen. Desalniettemin lukte het de westelijke geallieerden op D-Day, 6 juni 1944, in Normandië te landen om uiteindelijk uit te breken en een groot deel van het Duitse leger te vernietigen. Ze bevrijdden Frankrijk en België. Tegelijkertijd vernietigde het Rode Leger de Duitse Legergroep Midden in Operatie Bagration. Finland, Roemenië en Bulgarije gingen over naar de geallieerde zijde. De Wehrmacht kon zich van de geleden verliezen niet meer herstellen. De geallieerde opmars werd echter vertraagd door bevoorradingsproblemen, het mislukken van Operatie Market Garden en het Duitse Ardennenoffensief. In 1944 gebruikten de Amerikanen hun materieel overwicht om de Japanse marine definitief te verslaan, eerst in de Slag in de Filipijnenzee tijdens de verovering van de Marianen, en vervolgens tijdens de herovering van de Filipijnen in de Slag in de Golf van Leyte. Vanaf de Marianen bombardeerden Amerikaanse zware bommenwerpers het Japanse vasteland. Januari 1945 verpletterde het Weichsel-Oderoffensief de Duitse troepen in Polen. De geallieerden trokken in het westen de Rijn over om in mei bij de Elbe contact te leggen met het Rode Leger dat Berlijn veroverd had. Hitler had zelfmoord gepleegd. Op 8/9 mei 1945 capituleerde Duitsland. In augustus 1945 vernietigden de Amerikanen Hiroshima en Nagasaki met een atoombom en verklaarde de Sovjet-Unie de oorlog aan Japan. Op 2 september capituleerde Japan.
Er ontwikkelde zich een samenwerking tussen de Sovjet-Unie enerzijds en de Britten en Amerikanen anderzijds, die gekenmerkt werd door veel wederzijdse onwennigheid en wantrouwen, waarop door de Duitsers werd ingespeeld. Deze samenwerking zou na het einde van de Tweede Wereldoorlog al gauw omslaan in een nieuwe periode van conflict, bekend als de Koude Oorlog. Belangrijke, deels op de ervaringen terug te voeren ontwikkelingen na de oorlog waren de oprichting van de Verenigde Naties - die in de plaats kwam van de machteloos gebleken Volkenbond- en de opstelling van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.
Reeds in 1939 na de Brits-Franse oorlogsverklaring aan Duitsland wegens het binnenvallen van Polen werd de term Tweede Wereldoorlog (Second World War) gebezigd door de Britse conservatieve politicus Duff Cooper, die in 1940 door de nieuwe premier Winston Churchill zou worden benoemd tot Minister van Voorlichting (Minister of Information). Pas na 1945 zou deze aanduiding algemeen gangbaar worden, evenals de aanduiding Eerste Wereldoorlog voor de voorheen als Grote Oorlog (Great War) aangeduide gebeurtenissen van 1914-1918, hoewel die reeds in 1918 was gebezigd door Charles à Court Repington.
België en Nederland werden op 10 mei 1940 door Duitsland aangevallen. Op 14 mei gaf het Nederlandse leger zich over. De capitulatieovereenkomst werd getekend op 15 mei. De capitulatie gold niet voor de provincie Zeeland, waar nog enkele dagen strijd werd geleverd. België capituleerde na achttien dagen verzet op 28 mei. De daaropvolgende bezetting duurde in België tot 17 september 1944 en in Nederland ten noorden van de grote rivieren tot 6 mei 1945. Japan viel Nederlands-Indië binnen op 10 januari 1942 en capituleerde op 15 augustus 1945. Nederland zou nooit meer volledige controle over het eilandenrijk verkrijgen, dat in 1949 onafhankelijk werd.
De strijd om de Europese hegemonie 1866 – 1918
Na de totstandkoming van het Duitse Keizerrijk in 1871 nam de Duitse militaire en economische macht snel toe, ondersteund door een verder voortschrijdende bevolkingsgroei en industriële ontwikkeling. De Duitse Bond en Noord-Duitse Bond hadden onder Pruisische leiding al de Tweede Duits-Deense Oorlog (1864) en de Oostenrijks-Pruisische Oorlog (1866) gewonnen. De snelle nederlaag van Frankrijk in de Frans-Duitse Oorlog in 1870-71, waarna Duitsland het grootste deel van Elzas en Lotharingen annexeerde, maakte duidelijk dat de machtsverhoudingen in Europa sinds de Napoleontische oorlogen grondig gewijzigd waren. De annexatie veroorzaakte een blijvend ernstig territoriaal geschil tussen Duitsland en Frankrijk.
Een onhandige buitenlandse politiek onder Wilhelm II van Duitsland schiep ook spanningen tussen het Duitse Keizerrijk en zowel het Verenigd Koninkrijk als het Russische keizerrijk.[bron?] Voor de Britten speelde mee dat Duitsland zich steeds meer ontwikkelde tot een maritieme en industriële rivaal. Men vreesde vooral de dumping van Duitse goederen op de Britse markt. Voor de Russen was de steen des aanstoots de Duitse steun aan Oostenrijk-Hongarije in de Balkan, waar de Dubbelmonarchie ook Slavische volkeren overheerste. Britten, Fransen en Russen begonnen een anti-Duits blok te vormen, de Triple Entente. Dat versterkte de gevoelens van achterstelling in Duitsland waar een steeds virulenter nationalisme, militarisme en expansionisme voor het land een hegemonie opeiste die overeenkwam met zijn positie als sterkste landmacht ter wereld.
Toen de oplopende spanningen in 1914 leidden tot de Eerste Wereldoorlog bleek de Duitse militaire superioriteit niet afdoende voor een snelle overwinning. Aan het Westfront ontstond een bloedige patstelling. Een geallieerde blokkade van Duitsland veroorzaakte ernstige tekorten aan grondstoffen voor de industrie en hongersnood. Het voeren van een oorlog op twee fronten was een te grote belasting. De Duitsers waren echter niet bereid vrede te sluiten zonder territoriale winsten. De Duitse geheime dienst zond Lenin naar Rusland. Zijn nieuwe Sovjetregime sloot de Vrede van Brest-Litovsk. Met het Lenteoffensief van 1918 hoopte de Duitse generale staf nu in het westen de overwinning te behalen voordat de te hulp geschoten Amerikanen in 1919 een oppermachtige strijdkracht konden opbouwen. Tegelijkertijd bezette men de Oekraïne om de voedselvoorziening te verbeteren. Deze uiterste krachtsinspanning leidde slechts tot een snelle totale uitputting van het Duitse leger, gevolgd door de Novemberrevolutie. Op 11 november 1918 zag Duitsland zich gedwongen een wapenstilstand te sluiten. Op dat moment liep de frontlijn nog door België en dat zou voer geven aan de dolkstootlegende, dat de fronttroepen verraden zouden zijn door defaitistische politici.
De Vrede van Versailles schiep in 1919 geen stabiele situatie. De Duitse bevolking voelde zich onbillijk behandeld vanwege enorme herstelbetalingen en territoriale verliezen. Ten dele Duitssprekende gebieden vielen toe aan Frankrijk (Elzas en Lotharingen) of het sinds 1793 weer onafhankelijke Polen. Oost-Pruisen raakte geïsoleerd van de rest van Duitsland door de corridor van Danzig. Dit leidde tot revanchisme en irredentisme. De geallieerden kregen geen dwingende garanties om een Duitse wederopstanding te voorkomen. Het Duitse leger werd in omvang en bewapening beperkt maar niet opgeheven. Alleen het Rijnland werd bezet en tegen de wens van Frankrijk niet permanent maar slechts voor vijftien jaar. De Franse maarschalk Ferdinand Foch omschreef het Verdrag van Versailles dan ook als "geen vrede, maar een wapenstilstand van twintig jaar".[1]
Duitse instabiliteit 1918 – 1929
Het politiek instabiele Duitsland viel na de wapenstilstand ten prooi aan chaos en armoede.[bron?] Links en rechts streden om de macht. Deze strijd zou uiteindelijk worden beslecht in het voordeel van het totalitaire nationaalsocialisme. De essentie van deze fascistische stroming was dat de sterkere het recht heeft de zwakkere te overheersen. Dit verklaart zowel het radicaal nationalistische, antisemitische, militaristische, antidemocratische en anticommunistische karakter van deze beweging als de ideologisch geïnspireerde vernietigingsoorlog die hieruit voortvloeide. Dit proces duurde echter vijftien jaar.
De sociaaldemocratische, liberale en christendemocratische middenpartijen van de Weimarrepubliek probeerden een democratische rechtsstaat op poten te zetten,[2] maar zagen zich meteen geconfronteerd met opstanden. De Russische communistische Oktoberrevolutie van 1917 leidde tot een revolutiegolf in heel Europa. In Beieren riepen de communisten begin 1919 een radenrepubliek uit en in Berlijn was er de Spartacusopstand. Premier Friedrich Ebert zag zich gedwongen met rechts-radicale milities van teruggekeerde frontsoldaten, de vrijkorpsen, de opstanden neer te slaan. Bij deze nationalistische groeperingen ontbrak ieder besef dat Duitsland alle ellende weleens aan zichzelf te wijten zou kunnen hebben, het zij dan dat men de strijd niet met voldoende hardheid gevoerd had. Vermeende "verraders" als de minister van buitenlandse zaken Walther Rathenau en ex-vicekanselier Matthias Erzberger kwamen om door rechtse terreur. Het oude regime van adel, bureaucratie en leger had alle gezag verloren, zoals bleek uit de Kapp-putsch, een opstand van Freikorpsen tegen het ontbinden van hun legereenheden, die uitmondde in een mislukte poging tot staatsgreep. Tijdens de algemene verkiezing van juni 1920 wonnen de uiterst linker- (Unabhängige Sozialdemokratische Partei Deutschlands) en uiterst rechterflank (Duits-nationalen)[2] ten koste van het midden. Rechtse groepen van conservatieven en nationalisten wilden echter niet de regeringsverantwoordelijkheid overnemen.
Toen in 1922 de situatie in Duitsland enigszins begon te stabiliseren, werd het land een gigantische herstelbetaling van 136 miljard mark opgelegd, die het met geen mogelijkheid kon voldoen. Frankrijk en België bezetten hierop, zonder de steun van Engeland en Amerika, het Ruhrgebied, waar de industriële productie stilviel. Gecombineerd met monetaire financiering, het drukken van geld zonder dekking, leidde dit tot een hyperinflatie die de spaartegoeden van de middenklasse waardeloos maakte.[2] De nieuwe directeur van de Rijksbank, Hjalmar Schacht, beëindigde de inflatie door twintig miljard oude marken gelijk te stellen aan één nieuwe mark. De nieuwe valuta werd waardevast door enorme leningen verstrekt door de Verenigde Staten en Nederlandse banken, die drie miljard mark uitleenden.[3] Hierdoor kon de geldcirculatie weer op gang komen en werd het mogelijk voor Duitsland om de herstelbetalingen te verrichten. Daarmee losten Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk hun schulden aan de Verenigde Staten weer af.[3]
Kort daarna, in 1923, mislukte in Beieren een rechtse poging tot een staatsgreep, de Bierkellerputsch. Indertijd trok die weinig aandacht maar een van de deelnemers was Adolf Hitler van de Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij. Hitler werd tot vijf jaar gevangenisstraf veroordeeld, waarvan hij uiteindelijk een jaar moest uitzitten. Tijdens deze detentie dicteerde hij Mein Kampf, dat later een centrale plaats in de nazipropaganda zou innemen.
In 1924 braken er iets betere tijden aan voor Duitsland. Gustav Stresemann, de Duitse minister van Buitenlandse Zaken tijdens het presidentschap van Hindenburg (1925 - 1934), zocht toenadering tot de westelijke landen.[2] Charles Dawes stelde als voorzitter van een internationale commissie het Dawesplan, een betalingsregeling voor de Duitse herstelbetalingen, op. Premiers Ramsay MacDonald en Édouard Herriot stemden in met het Dawesplan, en ook Duitsland ging akkoord.[4] In 1925 sloot Duitsland met Frankrijk, Groot-Brittannië en een aantal andere buurlanden het Verdrag van Locarno. De Roertroepen werden teruggetrokken en de nieuwe westelijke grenzen werden wederzijds gegarandeerd. Ook werd de weg vrijgemaakt voor een lidmaatschap van de Volkenbond, dat in 1926 zijn beslag zou krijgen.
Mei 1928 koos het Duitse volk duidelijk voor een vredespolitiek door de sociaaldemocraten een verkiezingsoverwinning te bezorgen terwijl Hitler maar 2,5 percent van de stemmen kreeg.[5] Op 27 augustus 1928 tekende minister Stresemann in Parijs naast andere voornaamste mogendheden het Briand-Kelloggpact. Internationale geschillen moesten niet door middel van oorlog opgelost worden, maar door vreedzame middelen zoals arbitrage. De Weimarrepubliek handelde in deze zaak echter niet geheel te goeder trouw. Het was Duitsland verboden tanks te bezitten maar dat ontdook men door een geheime wapenontwikkeling in Zweden en de Sovjet-Unie.[6]
In het voorjaar van 1929 kwam de Amerikaanse diplomaat Owen D. Young met het Young-plan. Het verzachtte de betalingen tot 114 miljard te voldoen over 59 jaar, gelijk aan ongeveer 3% van het BNP. De Duitsers hadden een veel grotere reductie verwacht. De Duitse Nationale Volkspartij stelde het zo voor alsof het Duitse volk nog steeds ondraaglijk belast werd en groeide sterk in populariteit. Een referendum (Volksentscheid) verwierp het plan met grote meerderheid maar was niet bindend. De Duitse regering aanvaardde het plan tijdens de Eerste Haagse Herstelconferentie en de Tweede Haagse Herstelconferentie van 1930, voornamelijk omdat ze nu het recht kreeg de herstelbetalingen twee jaar op te schorten. Het vooruitzicht daarop destabiliseerde al in de zomer van 1929 het hele internationale financiële systeem.[7]
Grote Depressie
De Beurscrash van 1929 deed de Amerikaanse economie instorten. De Amerikaanse banken eisten hun leningen in Europa op. Alom gingen regeringen over tot protectionisme, het belemmeren van import, waardoor de wereldhandel inzakte. De Grote Depressie was een feit. Duitsland werd zwaar getroffen. Het in maart 1930 aangetreden kabinet van Heinrich Brüning reageerde met strenge bezuinigingen, gecombineerd met plannen voor herbewapening door generaal Kurt von Schleicher.[8] Bij verkiezingen in september 1930 won de NSDAP 18,5% van de stemmen.[9] In juni 1931 schortte Brüning de herstelbetalingen op, wat leidde tot een internationale bankenrun.[10] De werkloosheid steeg tussen 1929 en 1933 van twee naar zes miljoen, 30% van de beroepsbevolking. In 1932 werd Duitsland in de Conferentie van Lausanne van verdere herstelbetalingen ontheven, wat echter een onbelangrijk punt was geworden in het licht van de fundamentele crisis waarmee men zich geconfronteerd zag. De communisten ageerden voor de invoering van een planeconomie zodat van staatswege de stilliggende fabrieken weer aan het werk gezet konden worden. De middenklasse vreesde echter zo'n bolsjewistische machtsovername. Een alternatief was de NSDAP met haar mengsel van socialisme en nationalisme. Het aantal kiezers van de NSDAP groeide tot bijna veertien miljoen, 39,9% van de stemmen, bij de verkiezingen van juli 1932. Met de Sturmabteilung intimideerde men tegenstanders.
President Paul von Hindenburg weigerde echter Hitler als rijkskanselier te benoemen. Bij de verkiezingen van november 1932 verloren de nazi's aan aanhang. Kanselier Franz von Papen begon toen echter al een zeer autoritair bewind te voeren. In januari 1933 haalden von Papen en Alfred Hugenberg, de leider van de DNVP, Hindenburg over om Hitler tot rijkskanselier te benoemen in een kabinet, waar zij ook zitting in zouden hebben. Op 27 februari 1933 vond de Rijksdagbrand plaats, die door de nazi's aangegrepen werd om via een noodverordening (de Rijksdagbrandverordening) leden van de linkse partijen zonder vorm van proces te vervolgen en in concentratiekampen op te sluiten. Bij de Rijksdagverkiezing van 5 maart 1933 kreeg Hitlers partij 44% van de stemmen en die van Hugenberg 8%. Hitler had dus geen absolute meerderheid, maar hij liet door middel van vervolging van de linkse partijen en intimidatie van de overige partijen de Machtigingswet aannemen en kon hierop de macht overnemen. Hitler verbood alle partijen behalve de NSDAP zelf en liet geen vrije verkiezingen meer houden, het land in feite regerend als dictator.
1933 – 1939
Hitlers regime was economisch erg succesvol. In 1939 was de werkloosheid vrijwel uitgebannen en het BNP bijna verdubbeld. De infrastructuur, zoals het wegennet, werd sterk verbeterd. Dat aspect van zijn bewind kreeg ruime steun van de Duitse bevolking. Het succes was echter te danken aan een geleide loonpolitiek. De lonen waren in 1932 ingezakt en mochten daarna niet meer stijgen. Stakingen waren verboden. Een groot deel van de economische groei werd opgeslokt door de wapenindustrie. Het regime kon de pretentie niet waarmaken dat de welvaart werd herverdeeld en duurdere consumptiegoederen beschikbaar kwamen voor de massa van de bevolking. Hitler dacht dat een koopkrachtstijging en verdere groei afhankelijk zouden zijn van een toegang tot strategische grondstoffen en aardolie waar Duitsland een structureel gebrek aan had. Er was, mede door oplopende begrotingstekorten, steeds een tekort aan buitenlandse deviezen om die op de wereldmarkt te kopen. Sinds de hyperinflatie was het taboe om de mark te devalueren om de export te bevorderen. Hitler wilde ook geen deel meer uitmaken van het internationale financiële en economische systeem dat beheerst werd door de VS en het VK. Het alternatief was de toegang tot grondstoffen te verzekeren via veroveringsoorlogen. Die optie paste veel beter bij de nazi-ideologie. Oorlog was daarin niet alleen middel maar ook een doel op zich. In de eeuwige strijd tussen de rassen was het de historische bestemming van het superieur geachte Arische Duitse Herrenvolk de Slavische Untermenschen te onderwerpen en overheersen.
Ondanks intensieve militaristische en racistische indoctrinatie kwam het Duitse volk echter bepaald niet in een oorlogsstemming. De veiligheidsdiensten meldden dat, met de gruwelen van de vorige wereldoorlog nog vers in het geheugen, de animo voor een nieuwe slachting gering was. De Wehrmacht zelf achtte zich pas in 1943 klaar voor een militair conflict. Versailles had de omvang van de Reichswehr beperkt tot honderdduizend man. Tanks en een luchtmacht waren verboden; de marine mocht slechts lichtere schepen hebben. Maart 1935 begon een openlijke herbewapening.[12] Ondanks steeds hogere militaire uitgaven, stijgend tot 18% van het BNP in 1938, was het lastig de achterstanden in te lopen. Het meeste geld ging naar kazernes, training en bunkers. Aan dure en snel verouderende zware wapens kon niet voldoende worden uitgegeven. Midden 1939 beschikte de Wehrmacht over 9000 kanonnen, 2500 tanks, 2300 vliegtuigen, 57 onderzeeërs en 45 oppervlakteschepen. In al die wapentypen liep men achter op potentiële vijanden. De bewapening leidde tot geldgebrek dat alleen door een agressie-oorlog leek te kunnen worden opgelost maar was toch niet voldoende om puur op getalsmatig overwicht daarin een overwinning te kunnen garanderen.[13]
Kort na de oorlog was de theorie populair dat de nazi's voor dit probleem een uitweg vonden in de innovatieve tactiek van de blitzkrieg. Er zou zelfs een "blitzkriegstrategie" geweest zijn: door te investeren in tanks en die te concentreren in een klein aantal hoogwaardige pantserdivisies kon men op een snelle moderne wijze de vijand verslaan en zo op een uiteindelijk goedkope manier de wereldheerschappij verwerven. Hoewel zulke campagnes in de eerste jaren van de oorlog inderdaad gevoerd zijn, bleek door historisch onderzoek in de jaren vijftig dat zo'n strategie nooit bestaan heeft. Hitler had geen uitgewerkt plan om de wereld te veroveren en was zich slechts vaag bewust van het belang van pantsereenheden. Later werd ook duidelijk dat er zelfs geen blitzkriegdoctrine geweest is.[14] In het Duitse leger waren vrij traditionele en degelijke denkbeelden dominant.[15] Hitler was vooral een opportunist. Met het streven Duitstalige gebieden Heim ins Reich te brengen, probeerde hij het Duitse volk warm te maken voor althans een beperkt conflict. Zo'n beroep op het zelfbeschikkingsrecht der volkeren kon ook concessies afdwingen bij de Britten en Fransen. Die waren daarvoor gevoelig omdat ze meenden bedreigd te worden door een veel gevaarlijker tegenstander dan Duitsland.
Rond 1928 had Jozef Stalin in de Sovjet-Unie alle macht naar zich toegetrokken. Het land begon een transformatie tot een supermacht. Het Rode Leger groeide uit tot de grootste strijdmacht ter wereld. Het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk vreesden dat Stalin beoogde een wereldrevolutie te ontketenen. Ze versterkten het cordon sanitaire, een keten van anticommunistische staten. Al begin jaren dertig begonnen ze intensiever moderne wapens te ontwikkelen.[16] In reactie op de Grote Depressie waren ze echter aan het bezuinigen geslagen.[17] Ze waren onwillig hun defensiebegrotingen heel snel te laten stijgen. Ze hoopten dat een conservatieve en militair sterke Duitse staat de Sovjet-Unie in bedwang kon houden. Daarom grepen ze niet in toen Duitsland een herbewapening aankondigde. In januari 1935 beëindigde Frankrijk zijn mandaatbestuur over het Saarland. Het greep maart 1936 niet in toen het Rijnland, in 1930 door de Franse troepen ontruimd op voorwaarde van een blijvende demilitarisering, weer door Duitse troepen bezet werd.
De oude Entente handhaafde de internationale rechtsorde dus niet meer. Ook de VS, met maar een minimale landmacht en een bevolking die sterk voor isolationisme was, hielden zich afzijdig.[18] Agressieve landen zagen nu hun kans schoon. Duitsland verliet in 1933 de Volkenbond. In oktober 1935 viel Italië Abessinië binnen. In juli 1937 viel Japan China binnen. Duitsland verbond zich in 1936 met Japan in het Anti-Kominternpact en met Italië in de as Rome-Berlijn. Deze asmogendheden kregen in mei 1939 een nog nauwere band in het Staalpact. In maart 1938 dwong Duitsland Oostenrijk tot een annexatie in de Anschluss. Het steeds sterkere en radicalere Duitsland begon nu bij het VK en Frankrijk meer angst op te wekken dan de Sovjet-Unie ondanks de proxy war die dit land met de As voerde in de Spaanse Burgeroorlog. Stalin richtte zich op zijn interne problemen en zijn eigen strijdmacht vrezend roeide hij het officierenkorps daarvan grotendeels uit. De Britten en Fransen gingen zich krachtig bewapenen.[16] Omdat ze al een grote militaire infrastructuur, veel nog bruikbare artillerie uit de vorige oorlog en de moderne fortengordel van de Maginotlinie hadden, wisten ze dat ze het op korte termijn tegen Duitsland konden opnemen.[19] Toen Hitler in de herfst van 1938 het Duitstalige Sudetenland opeiste van Tsjecho-Slowakije overwoog men de strijd aan te gaan.[20] Tsjecho-Slowakije was goed bewapend en had een sterke fortengordel;[21] Frankrijk zou het Rijnland kunnen binnenvallen nu de Westwall nog niet klaar was. De Britse premier Neville Chamberlain wilde echter de peace in our time nog een kans geven en stond toe dat het Verdrag van München het Sudetenland bij Duitsland voegde.[22]
Deze appeasementpolitiek zou mislukken. Zij leerde Hitler slechts dat hij beloond werd als hij zijn beloften brak. In maart 1939 dwong Hitler de rompstaat Tsjecho-Slowakije zich te delen in het Duitse Protectoraat Bohemen en Moravië en de Eerste Slowaakse Republiek, een vazalstaat. De omvangrijke Tsjechische uitrusting en wapenindustrie vielen in zijn handen. Voor het VK en Frankrijk was de maat vol en zij gaven militaire garanties aan Polen. De Polen wezen hierop de eis van Hitler af hun Duitstalige gebieden op te geven en ook een vazalstaat te worden. De Duitse militaire top en ook veel nazikopstukken vreesden een oorlog omdat Duitsland daar nog lang niet klaar voor was. Op 24 augustus wist Hitler echter een enorme diplomatieke overwinning te boeken. De Entente had aangenomen dat de Sovjet-Unie zich hoe dan ook tegen haar ideologische vijand nazi-Duitsland zou keren. Hitler bood Stalin echter aan Oost-Europa onderling te verdelen in ruil voor neutraliteit en levering van grondstoffen. Ze sloten het Molotov-Ribbentroppact op 24 augustus 1939. In dezelfde maand was de Duits-Sovjet Kredietovereenkomst van 1939 al ondertekend. Dit vormde het begin van een grote toename van handel tussen beide landen. De Sovjet-Unie werd een belangrijke leverancier van grondstoffen voor Duitsland, zoals aardolie, metalen, hout en graan.[23] De kwartiermeester-generaal van de Duitse krijgsmacht Eduard Wagner gaf achteraf aan dat de economische samenwerking met de Sovjet-Unie de redding was voor het Duitse leger.[24]
Hitler nam nu aan dat de Britten en Fransen opnieuw zouden afzien van een militaire reactie. Op 1 september om 05:00 uur viel Duitsland Polen binnen. Het VK en Frankrijk lieten weten, dat ze hun verdragsverplichtingen jegens Polen zouden nakomen.
Op 2 september stelde de Italiaanse minister van buitenlandse zaken Galeazzo Ciano voor een conferentie te houden van vijf staten in San Remo, na een wapenstilstand. Het VK stelde als voorwaarde dat Duitsland eerst zijn troepen zou terugtrekken uit Polen; toen dit uitbleef, richtten het VK al in de avond en Frankrijk in de nacht van 3 september zich met een formele oorlogsverklaring tot Duitsland en was de Tweede Wereldoorlog daarmee onherroepelijk een feit.