Fideï-commis
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Een fideï-commis, ook fideï-commissaire substitutie of erfstelling over de hand, is een eeuwenoude rechtsfiguur waarbij in een testament of codicil wordt vastgelegd dat de nalatenschap of een deel ervan aan twee of meer door de testateur aangewezen achtereenvolgende begunstigden gaat en de eerst begunstigde(n) niet vrij over het nagelaten vermogen mag beschikken. Doel is het vermogen door te geven aan volgende begunstigden, bij belangrijke familiebezittingen vaak aan volgende generaties, de opvolgingen kunnen onbegrensd zijn (fideïcommissum universale). Men noemt zowel de erfstelling als het nagelaten vermogen fideï-commis. De eerst begunstigde, de fideï-commissaris of bezwaarde, heeft in de regel niet de volle eigendom over het vermaakte maar een bewaarplicht of het vruchtgebruik. De opvolgend begunstigde, de verwachter, verkrijgt bij overlijden van de eerst begunstigde automatisch de volle eigendom op basis van de testamentaire making.[1]
De rechtsfiguur is bekend uit het Romeinse recht (fideicommis) en uit het middeleeuwse Germaanse recht.[2] De oudst bekende beschrijving van de constructie komt voor in de theaterkomedie Andria van Terentius uit 166 v.Chr..[3] De gangbare benaming in Nederland is tweetrapsmaking met bewaarplicht.