
Watersnood van 1953
overstroming in Zeeland, Zuid-Holland en West-Brabant, Vlaanderen in 1953 / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
De watersnood van 1953, meestal aangeduid als de Watersnoodramp of Februariramp en aanvankelijk ook wel als Sint-Ignatiusvloed of Beatrixvloed, voltrok zich in de nacht van zaterdag 31 januari op zondag 1 februari 1953.[1][noot 1][noot 2] De ramp was het gevolg van een combinatie van zware storm uit noordwestelijke richting, met een ongunstig daarmee samenvallend tijdstip van vloed en springtij. Het water in de trechtervormige zuidelijke Noordzee steeg daardoor tot extreme hoogte. Te Vlissingen, Hoek van Holland, IJmuiden en Harlingen werd de hoogste waterstand in 100 jaar gemeten, respectievelijk 4,55, 3,85, 3,85 en 3,85 meter hoger dan Normaal Amsterdams Peil (NAP).[2] Het gevolg was dat veel dijken overspoeld werden en doorbraken. Hele eilanden en landstreken inclusief steden en dorpen raakten overstroomd; dit leidde tot veel slachtoffers en grote schade.
Watersnoodramp van 1953 | ||
---|---|---|
![]() | ||
Overstroomde gebieden in Zuidwest-Nederland | ||
Jaar | 1953 | |
Datum | 31 januari op 1 februari 1953 | |
Regio | ![]() Vlag van Bondsrepubliek Duitsland ![]() ![]() Vlag van Verenigd Koninkrijk ![]() | |
Doden | 1836 in Nederland 307 in het Verenigd Koninkrijk 224 op zee 28 in België |




Het aantal doden bedroeg 1836 in Nederland, 307 in het Verenigd Koninkrijk, 224 op zee, waaronder 133 bij het vergaan van een Britse veerboot en 28 in België. De ramp was aanleiding voor de ontwikkeling van een sterk verbeterde kustverdediging met zware stormvloedkeringen. Het meest ingrijpend zijn de Deltawerken in Nederland, terwijl in het Verenigd Koninkrijk onder meer de Thames Barrier en een stormvloedkering in de rivier Hull zijn gebouwd.