Wetenschappelijke argumenten voor evolutie
bewijzen voor evolutie / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Wetenschappelijke argumenten voor biologische evolutie oftewel bewijzen voor evolutie zijn de bewijzen waaruit evolutiebiologen afleiden hoe soorten ontstonden uit andere soorten. Zulke bewijzen kunnen worden geleverd door verschillende wetenschappelijke vakdisciplines. Evolutiebiologie is een natuurwetenschap die gebruik maakt van de wetenschappelijke methode. Evolutiebiologen stellen hypothesen op die ze vervolgens testen door waarnemingen van fossielen en genetische, anatomische en morfologische overeenkomsten tussen soorten. De waarnemingen leveren het bewijs aan de hand waarvan een hypothese verworpen of bevestigd wordt.
Zulk empirisch bewijs ondersteunt de "moderne synthese": dit is de combinatie van darwinisme en genetica die het mechanisme geeft voor het ontstaan van verschillende levensvormen. Darwinisme is de aanname dat natuurlijke selectie het mechanisme is waardoor adaptatie, soortvorming en biodiversiteit ontstaan. Hieruit volgt ook dat vergelijkbare soorten een gemeenschappelijke voorouder hebben.
De morfologie en de vergelijkende anatomie laten zien dat vele soorten in hun lichaamsbouw nauwe verwantschap vertonen; bijvoorbeeld alle ongeveer 5500 soorten zoogdieren hebben hetzelfde bouwplan. De embryologie bevestigt dit door bestudering van de ontwikkeling van individuen.
Uit biochemisch onderzoek en de moleculaire biologie blijkt dat al het leven op Aarde gebaseerd is op erfelijke eigenschappen opgeslagen in moleculen DNA. Vele essentiële eiwitten worden gedeeld door zeer uiteenlopende organismen. De genetica en de populatiebiologie laten zien hoe mutaties ontstaan, selectief doorgegeven worden bij concurrentie binnen de soort, populaties veranderen en soorten kunnen ontstaan. Natuurlijke selectie na mutaties is waargenomen in de natuur en het laboratorium.
Uit de opeenvolging van fossielen in lagen van oplopende ouderdom blijkt dat het leven op de Aarde door de tijd heen sterk is veranderd. Sommige tegenwoordig levende soorten zijn veel ouder dan andere: de mens is een van de jongere soorten, veel reptielensoorten zijn erg oud. De paleontologie is in staat gebleken aan de hand van fossiele vondsten een vrij gedetailleerde evolutionaire stamboom te reconstrueren. Tussen tegenwoordig in bouw sterk verschillende diergroepen zijn fossiele overgangsvormen bekend, zoals Tiktaalik, Acanthostega, Ichthyostega, Eohippus, Australopithecus afarensis ("Lucy"), Kenyanthropus platyops, Archaeopteryx en Confuciusornis. De zogenoemde "Levende fossielen" zoals coelacanten, degenkrabben en brughagedissen, bleken restanten van vroeger veel soortenrijkere groepen.[1][2]