Top Qs
Tijdlijn
Chat
Perspectief

Sickinghe

adellijk geslacht Van Wikipedia, de vrije encyclopedie

Sickinghe
Remove ads

Sickinghe (ook: Sickinghe tot Warfum, Sickinghe tot Breede, Sickinghe tot Beyum, Sickinghe tot Winsum, Sickinghe tot Holwinda, Sickinghe tot Thedema, Sickinghe tot Ludema, Tamminga Sickinghe, Sickinge, Sickinga, Sikkinga(e) en (van) Sickingha) is een adellijk regentengeslacht van jonkers en hoofdelingen uit de provincie Groningen. De familie wordt voor het eerst vermeld op 28 februari 1257 en behoort tot de oudste nog bestaande inheemse adellijke geslachten van Nederland.

Thumb
De Sickingheburg te Warffum (Groningen)
Thumb
Geslachtswapen Sickinghe met daaronder de wapenspreuk Werck onder Godes zeegen

Sinds de 13e eeuw komt het geslacht voor in historische documenten, en reeds vanaf de 15e eeuw wordt het als adellijk beschouwd. In de loop der eeuwen vervulden leden van de familie talrijke functies in dienst van stad en land, waaronder die van vazal, landedelman, rechter, burgemeester, drossaard, militair en politicus. Tussen circa 1250 en 1760 leverde het geslacht minstens twaalf burgemeesters aan de stad Groningen, samen goed voor ongeveer 92 jaar burgemeesterschap.

Leden van de familie speelden een actieve rol in tal van sleutelconflicten, waaronder de Grote Friese Oorlog, de Saksische Vete, de Tachtigjarige Oorlog de Tweede Münsterse Oorlog – met als hoogtepunten het Gronings Ontzet en het Ontzet van Coevorden – en de Glorious Revolution. Daarnaast waren zij aanwezig bij diverse historische gebeurtenissen, zoals de troonsafstand van keizer Karel V, de machtsoverdracht aan Filips II van Spanje, de kroning van koning Ferdinand I van Roemenië en de begrafenis van koning Oscar II van Zweden. Op nationaal niveau waren leden van de familie betrokken bij of aanwezig bij onder meer de intocht van Maria van Oostenrijk te Groningen, de begrafenis van Ernst Casimir van Nassau-Dietz, de Unie van Brussel, de Unie van Utrecht en de doop van prins Willem II der Nederlanden.

Door de eeuwen heen vervulden telgen van het geslacht diverse (militaire) functies binnen het Huis Nassau en het Nederlandse Koninklijk Huis. Zo waren zij actief als page, adjudant, ordonnansofficier, stalmeester, kapitein des Gardes, kamerheer, hofmaarschalk, intendant, directeur en gouvernante. Halverwege de 19e eeuw vestigden de meeste familieleden zich voornamelijk in 's-Gravenhage, waar zij werkzaam waren als militair, arts en bestuurder. Sinds de 20e eeuw is de familie geografisch meer verspreid geraakt en bracht zij enkele toonaangevende bestuurders voort binnen het (internationale) bedrijfsleven.

Remove ads

Geschiedenis

Samenvatten
Perspectief
Thumb
Het Sickinghe wapen in de apsis van de Petruskerk van Usquert, aangebracht in 1644
Thumb
Het zegel van Feyo I Sickinghe in 1450 met daarop het familiewapen en de wapenspreuk: Regier met fester hand (Regeer met vaste hand)
Thumb
Joncker Johan Sickinghe (1576-1652)

De geschiedenis van de familie Sickinghe gaat ver terug. Al in 1015 wordt een Koert Sickinghe genoemd als hoofdman van Winsum. Toch geldt ridder Otto Sickinghe als de oudst traceerbare voorouder. In 1257 duikt zijn naam op als een van de vier rekenmeesters van Groningen – de vroegst bekende burgemeesters van de stad.

Vanaf de 14e eeuw kent het geslacht twee hoofdtakken: een Groningse tak en een Friese. De Groningse lijn begint met Otto Sickinghe, die twee zonen kreeg: Lutbertus en Ludolfus Sickinghe. Beide traden in hun vaders voetsporen. Lutbertus Sickinghe was in 1264 burgemeester van Groningen, terwijl Ludolfus dit ambt bekleedde in 1284, 1291 én 1292, gekozen door de Assingekluft. Gerard Sickinghe – vermoedelijk een zoon van Ludolfus – was tussen 1304 en 1357 burgemeester. Lubbert Sickinghe, waarschijnlijk Otto’s klein- of achterkleinzoon, was burgemeester van 1354 tot 1383 en wordt gezien als stamvader van de Groningse, nog bestaande tak van de familie.[1]

De Friese tak begint vermoedelijk met Feicke Sickinga (1325-1407), zoon van Feyes Sickinga en kleinzoon van bovengenoemde Ludolfus Sickinghe. Hij was een bondgenoot van graaf Albrecht van Beieren en speelde een centrale rol in de Hollandse partij tijdens de strijd om Friesland.

Hoewel het geslacht oorspronkelijk tot het Groninger stadspatriciaat behoorde, namen leden vanaf de 14e eeuw ook feodale en adellijke functies op zich. In 1376 werd Lubbert Sickinghe door zowel het kapittel van de Dom van Utrecht als Reinoud III van Coevorden beleend met de Tamminga-tienden. In 1384 gingen deze over op zijn zoon Johan Sickinghe, aan wie Reinoud IV van Coevorden de belening bevestigde. In 1463 verleende de bisschop van Utrecht, David van Bourgondië, de tienden aan Lubberts kleinzoon, Evert Sickinghe.[2] Deze Evert combineerde verschillende machtsposities, kenmerkend voor de familie Sickinghe in die tijd. In Groningen was hij hoofdman en bezat hij samen met zijn vader het gildrecht. Tegelijkertijd speelde hij ook een belangrijke rol op het platteland, als hoofdeling en redger (plaatselijk rechter) te Winsum, Baflo en Den Andel. In 1441 legde hij de eed af aan bisschop Hendrik II. van Meurs van Münster, waarna hij werd benoemd tot proost van de halve proosdij van Loppersum — een wereldlijk ambt met toezicht op kerkelijke goederen en inkomsten. Hij huwde een dochter van de bekende Oost-Friese legeraanvoerder Focko Ukena. Evert en zijn vrouw bezaten vele steenhuizen en boerderijen in en rondom de stad – onder meer het Sickinghehuis, gelegen ten westen van de Boteringestraat, en de westelijke Ripperdaborg, waar het echtpaar woonde.

Thumb
Jonckheer Feio Sickinghe (1610-1666) legde in 1638 de eerste steen voor de toren van de Sebastiaankerk van Warffum

Van de 15e tot de 17e eeuw bracht het geslacht vele landjonkers voort, wonend op borgen, kastelen en steenhuizen. Zij waren actief als grootgrondbezitter, rechter, bestuurder of militair. Pas in het begin van de 18e eeuw keerde de familie definitief terug naar het stedelijke leven.

Thumb
Jonkheer Pieter Rembt Sickinghe (1743-1821)

In 1814 werd mr. Pieter Rembt Sickinghe (1743-1821) benoemd in de Ridderschap der Provincie Groningen – als enige vertegenwoordiger van het oude Groninger stadspatriciaat.[3] Hij had, als lid van een oud adellijk geslacht, de mogelijkheid om een baronnentitel te voeren, maar zou hierover gezegd hebben: Better een olde jonker, dan een nije baron. In 1815 werd ook zijn zoon, mr. Onno Joost Sickinghe, benoemd in de Ridderschap. Sindsdien behoren zij en hun nakomelingen tot de Nederlandse adel, met het predicaat jonkheer of jonkvrouw en het aanspreekformulier Hoogwelgeboren.[4] Als leden van een al sinds de 15e eeuw als adellijk erkend riddermatig Noord-Nederlands geslacht waren zij vrijgesteld van de verplichting een bewijsakte van 'nieuwe veradeling' te overleggen.

In 1902 werd de adellijke status bevestigd voor twee telgen van de zogenoemde 'Tamminga-Sickinghe'-tak. Dr. Eilko Eger Sickinghe (1855-1924) en drs. Feyo Willem Joost Sickinghe (1881-1944). Deze tak vond haar oorsprong bij Eilko Eger Tamminga Sickinghe (1726-1807). Met het overlijden van jhr. Feyo Willem Joost in 1944 stierf deze tak in mannelijke lijn uit. Alle nog levende telgen van het geslacht stammen af van Feijo Sickinghe (1718-1748) en diens zoon Pieter Rembt Sickinghe. In 2006 waren er nog dertien mannelijke telgen in leven, de jongste geboren in 2004.

Door de eeuwen heen bewoonden leden van het geslacht Sickinghe een groot aantal kastelen, borgen en edele huizen, waaronder de Warffumborg (of Sickingheborg) bij Warffum, de Breedenborg bij Breede, het huis te Beyum (of huis te Sickinghe) bij Zuidwolde, borg Vliethoven bij Delfzijl, de Englumborg bij Oldenhove, Holwinde (of Sybrandaheerd), de Ludemaborg bij Usquert, borg Thedema bij Noordwolde, Ungersma bij Uithuizermeeden, Ewsum (ook wel de Oort) bij Middelstum, de Winsumborg bij Winsum, Eelsum en Boukum bij Zeerijp, de Gaykingaborg bij Warfhuizen, het Sickinghehuis (ook Esserhuis) aan de Herestraat in de stad Groningen en Kasteel Wijchen in Gelderland.

Het geslacht voert drie wapenspreuken:

  • Regier myt fester Handt (Regeer met vaste hand)
  • Moed en Ootmoed (Moed en nederigheid)
  • Werck onder Godes zeegen (Werk onder Gods zegen)

Sinds de 21e eeuw wordt vooral de spreuk Werck onder Godes zeegen door het geslacht gebruikt.

De familie is verwant aan vele andere (Noord-Nederlandse) adellijke families en jonkersgeslachten, waaronder Ripperda, Lewe, Ewsum, Jarges, Clant, Van Broeckhuysen, Van Burmania, Van Heemstra, Van Haersolte, de Mepsche, Tjarda van Starkenborgh, Van Cammingha, Van Iddekinge, de Beaufort en Van Eysinga.

Remove ads

Enkele (bekende) telgen

Samenvatten
Perspectief
Thumb
Het wapen van de familie Sickinghe (bovenste rij, midden) in het grote raam van het koor in de Martinikerk te Groningen, anno 2021

Het geslacht Sickinghe bracht sinds de dertiende eeuw vele bekende regenten, politici, militairen en zakenmensen voort. Hieronder enkele bekende telgen in chronologische volgorde:

Remove ads

Rol bij het Ontzet van Coevorden (1672)

Samenvatten
Perspectief
Thumb
De zilveren munt uit 1672 met daarop genoemd: 'Vier Sickingens van grote moet'

Tijdens het Beleg van Coevorden (het Ontzet van Coevorden) in 1672 waren vier broers Sickinghe als officier-vrijwilliger ingedeeld bij de cavalerie onder leiding van jonker Johan Sickinghe (1649-1673). Johan Sickinghe; 23 jaar oud, Rudolph Sickinghe; 29 jaar oud, ritmeester Hindrik Sickinghe; 22 jaar oud en de vaandrig Feio Sickinghe (1654-1696); 18 jaar oud. Rudolph Sickinghe had zich onderscheiden als een van de onderbevelhebbers bij de verdediging van Groningen en zou later stadhouder Willem III (1650-1702) vergezellen bij de overtocht naar Engeland.

Op 4 september 1672 vlucht de schoolmeester Mijndert van der Thijnen vanuit Coevorden naar Groningen. Met de meegenomen schetsen en kaarten van de vesting van Coevorden maakt hij een aanvalsplan voor de herovering van Coevorden op het Prinsbisdom Münster. Aangekomen in Groningen legt hij het plan voor aan de militaire aanvoerder Carl von Rabenhaupt (1602-1675). In december gaat Rabenhaupt akkoord en machtigt Van Thijnen de officieren zelf uit te zoeken. Het voorstel van Mijndert is om drie bastions aan te vallen. Van Thijnen wijst luitenant-kolonel Frederik van Eybergen aan als hoofd van de militie en bevelhebber van de eerste aanval op bastion Gelderland waar het kasteel ligt. Majoor Wyler is commandant van de tweede aanval op bastion Holland en majoor Johan Sickinghe is commandant van de derde aanval op het zuidelijk van de Friese poort gelegen bastion Overijssel. Er wordt een troepenmacht samengesteld van duizend man infanterie en een eskadron ruiterij. Behalve Johan Sickinghe nemen ook zijn broers, namelijk Rudolph Sickinghe, lid van de Staten-Generaal, die vrijwillig deze tocht bijwoonde, voorts de ritmeester Hendrik Sickinghe en de cornet Feio Sickinghe, beiden uit het cavalerie regiment van kolonel George Frederik Graaf van Nassau-Siegen (1606-1674) deel aan de aanval.

Thumb
De herovering van Coevorden in 1672 door Staatse troepen op Bernard van Galen, bisschop van Münster. Onder de genummerde details (nummer 7) de "Aenval van Joncker Sickinga"

In de avond van 29 december slaat het Staatse leger zijn kampement op in de buurt van de stad. De volgende morgen om acht uur, bij dichte mist, vindt de aanval vanaf drie zijden plaats. Met 300 man marcheert majoor Sickinghe, door "den Holvoort", van de andere troepen af, naar het bastion Overijssel. Een achttal biezen matten wordt meegenomen om bij het bastion een biesbrug te maken en zo de gracht over te steken. Doordat het bastion Overijssel het verste weg lag kregen sergeant-majoor Johan Sickinghe en zijn regiment de zwaarste strijd te verduren. Door de lange tocht kwam hij later aan en vond hij de vijand op zijn hoede en deze wisten met een kanonschot zes dragers van de biesbrug uit te schakelen. Maar de aanvallers weerden zich dapper. Aan de ruiterij was verlof gegeven dat ieder, die aan de bestorming van het bastion Overijssel deel zou willen nemen, van zijn paard mocht stijgen en te voet verder mocht strijden. De nodige onverschrokkenheid was nodig om bij deze aanval onder het schieten van de vijand, de biesbrug over te brengen en het bolwerk te beklimmen. Aangekomen bij het bastion Overijssel snijdt majoor Sickinghe zelfs de kappen van zijn rijlaarzen af om niet gehinderd te worden bij het beklimmen van de wal. Hij stimuleert zijn troepen hetzelfde te doen en zo de infanterie te ondersteunen bij de aanval.

Thumb
Foto van een trommelvel van een keteltrom, door Jan Sickinghe buitgemaakt bij de verovering van Coevorden met een aantekening van de hand van jonkheer Pieter Rembt Sickinghe (1743-1821)

De beklimming van de wal lukt uiteindelijk, maar ten koste van vele gesneuvelden en gewonden waaronder Hindrik Sickinghe, die zwaargewond raakt. De sergeant-majoor Johan Sickinghe was samen met luitenant Jan Rutger van der Camp, die de voorhoede aanvoerde, als eerste boven gekomen, en stak met eigen hand een konstabel neer, die op het punt stond een kanon af te vuren. Eindelijk kregen de aanvallers lucht. Van der Thijnen, die alles goed in de gaten had, maakte overste Frederik van Eybergen erop attent, dat de majoor Johan Sickinghe nog in gevecht was en deze ging met 40 man naar het bastion Overijssel. Kapitein Steven Clinge wist van binnen uit de Friesche poort te openen. Hierdoor konden de overige ruiters van Sickinghe's regiment, waaronder zijn broer Rudolph en Feio onder het blazen van het Wilhelmus naar binnen galopperen. De vijanden, die merkten dat ze ook van achteren werden aangetast, wierpen de wapens neer en gaven zich over. Bij de bestorming van het bastion Overijssel werden uiteindelijk de meeste verliezen geleden.

De overwinning maakte overal in het land grote indruk. Von Rabenhaupt werd benoemd tot drost van Drenthe en gouverneur van Coevorden, Van der Thijnen kreeg een heldenstatus. Hij ontving een gouden herdenkingspenning en een verguld zilveren bokaal. De gebroeders Sickinghe ontvingen daarnaast twee bijzondere keteltroms, die deel uitmaakten van de oorlogsbuit. De stad Groningen liet ter herdenking van de verovering door de Groningers een zilveren penning slaan met de tekst:[5]

voorzijde
afbeelding van de stad Groningen
daaronder
Groningen belegert den 9 july verlaeten den 11 augustus 1672.
door Rabenhaupt sijn wijsen raet
en door Eibergens helden daet
vier Sickingens' van grote moet
Clingh', Losecaet en Gruys te voet,
hebben Coeverd' met klien magt,
dapper in een uur tijt vercragt,
hetwelk de bisschop dapper spijt
en Groningen op ’t hoogs verblijt
Remove ads

Functies op provinciaal niveau

Samenvatten
Perspectief

Binnen het gewest Groningen

Thumb
Ridder Otto Sickinghe genoemd als een van de vier burgemeesters (ook wel: justiciarii, rationalis of rekenmeesters) van Groningen op een verkoopakte uit 1257

Het geslacht Sickinghe heeft samen met het eveneens adellijke geslacht Lewe per saldo de meeste burgemeester geleverd aan de stad Groningen. Ridder Otto Sickinghe wordt bijvoorbeeld genoemd als een van de vier burgemeesters van Groningen in een verkoopakte uit 1257. Andere familieleden die burgemeester waren, zijn onder meer Lubertus Sickinghe, (genoemd 1264), Ludolfus Sickinghe (genoemd 12844), Gerard Sickinghe (genoemd 1304), Lubbert Sickinghe (genoemd 1354), Evert Sickinghe (genoemd 1388), Johan Sickinghe (†1421 of 1445), Ludolf Sickinghe (±1380 - na 1458), ridder Peter Sickinghe (1455-1532), dr. Johan Sickinghe (1495-1572), Onno Sickinghe (1688-1756) en Eilko Eger Tamminga Sickinghe (1726-1807).

Gerard Sickinghe, tussen 1304 en 1357 herhaaldelijk burgemeester en raadsheer van Groningen, gold als een van de voornaamste leiders van de 'Westerpartie' binnen de stad. Samen met Johan Folkerdinge was hij aanvoerder van deze partij in het conflict met de 'Utrechtse' partij onder leiding van de prefect van Groningen, Ludolf van Gronebeke. Het conflict escaleerde zodanig dat Gwijde van Avesnes, bisschop van Utrecht, zich genoodzaakt zag in te grijpen. Hij bepaalde dat de prefect van Groningen zich moest neerleggen bij de beslissing van de meerderheid van de Groningse raad. Gerard Sickinghe wordt in de overeenkomsten uit 1310 en 1311 genoemd als 'een van de acht hoofdlieden' en als 'een van de zes borgen van de Westerpartie'. Tevens staat hij in de Farmsumer Zeendbrief van 6 juli 1325 als een van de ‘edelen en vooraanstaande mannen’ namens Groningen vermeld.

Enkele telgen van het geslacht waren vazal van de bisschop van Utrecht. Zo werd Lubbert Sickinghe (genoemd 1354) in 1360 door de Deken en het Kapittel van de Dom van Utrecht beleend met de Postinghe-tienden bij Helpen. In 1376 werd hij door Reinoud III van Coevorden eveneens beleend met de Tamminga-tienden. Deze laatste tienden werden in 1384 door de burgraaf van Coevorden doorgegeven aan zijn zoon Johan Sickinghe. Na diens overlijden werd Evert Sickinghe door David van Bourgondië, bisschop van Utrecht met deze tienden beleend.

Thumb
De eed van Evert Sickinghe aan de bisschop van Münster Hendrik II. van Meurs, waarna hij proost van Loppersum werd, 19 september 1441

Johan Sickinghe (±1360 - ±1445), Ludolf Sickinghe (±1380 - na 1458), Lubbert Sickinghe en Johan II Sickinghe (circa 1452 tot na 1499) waren lid van het brouwersgilde, dat destijds als het machtigste gilde van Groningen gold.[6] Peter Sickinghe (1455-1532) was eveneens lid en diende tussen 1499-1501 als ouderman van het gilde.

Thumb
Het wapen van Ludolf Sickinghe, burgemeester van de stad Groningen, op een sluitsteen in de kooromgang van de Martinikerk in Groningen, aangebracht bij de uitbouw rond 1430

Johan Sickinghe en zijn zoon Ludolf Sickinghe waren betrokken bij het grote oproer in 1413 tussen de Schieringers en Vetkopers in de stad. Zij waren bondgenoten van Coppen Jarges en medebestormers van het stadhuis, waarbij vele Vetkopers, waaronder burgemeester Johan Rengers, werden vermoord. Het bleek een van de aanleidingen tot de Grote Friese Oorlog.

Evert Sickinghe (†1472) was redger (rechtspraakambtenaar) te Baflo, Winsum en Den Andel; Johan II Sickinghe (1452-1499) redger te Winsum; Feio Sickinghe (1610-1666) redger te Warffum, Breede, Usquert en Zuidwolde; en Johan Sickinghe (1576-1652) redger te Warffum. In 1441 werd Evert Sickinghe proost van de halve proosdij te Loppersum. Op 19 september van dat jaar legde hij de eed af aan de bisschop van Münster, Hendrik II. van Meurs.

Dr. Johan Sickinghe (1495-1572) en Onno Sickinghe (1688-1756) waren allebei drost (ook wel schout genoemd) der beide Oldambten. Johan was eerder hoofdman van de stad Groningen en Onno eerder ambtman van het Goorecht geweest. Pieter Rembt Sickinghe (1743-1821) was drost van het de streek Hunsingo en daarnaast lid van de gezworen gemeente van Groningen, hoofdman van de Hoge Justitiekamer, rechter en lid van de rechtbank van Eerste Aanleg te Groningen. In 1785 ontving hij Willem V van Oranje-Nassau en zijn zoons Willem en Frederik op het gebouw van de Hoge Justitiekamer.

Andere functies binnen de provincie vervulden Feio Sickinghe (1654-1696), premier collator te Usquert; Johan Sickinghe (1576-1652), hofmeester van het Winsumer- en Schaphalsterzijlvest; Eilko Eger Tamminga Sickinghe (1726-1807),raadsheer van Groningen; en Onno Joost Sickinghe (1782-1845), controleur der veenderijen van de provinciën Groningen en Drenthe, Ontvanger te Bedum, lid van de Raad van Groningen en rechter te Winschoten.

Binnen het gewest Friesland

Thumb
Het blokhuis/kasteel van Harlingen vòòr 1580

Feicke Sickinga (1325-1407) was samen met zijn schoonzoon Rienck Bockema een bondgenoot van Albrecht van Beieren. Hij behoorde tot de kern van de Hollandse partij bij de oorlog van de graaf van Holland, Henegouwen en Zeeland om Friesland te onderwerpen.

Pieter Sickinghe (†1578) was olderman, drossaard en kapitein van de Friese stad Harlingen en grietman van de Friese grietenij Barradeel. Als drossaard van het 'kasteel van Harlingen' ontving hij op 16 mei 1577 Margaretha van der Mark, gravin van Arenberg en echtgenote van Jan van Ligne, voor een overnachting op het kasteel van de stad.

Idzard van Sickingha (±1518-1575) was raadslid van het Hof van Friesland. In zijn rol als raadslid kreeg hij als afgevaardigde van Friesland in 1570 de opdracht om Anna van Oostenrijk, koningin van Spanje, bij haar intocht in Nederland te verwelkomen en begroeten. Sickingha werd richting het einde van zijn leven bekend door zijn 'eenzame' verzet tegen de IJzeren Hertog, Landvoogd van de Nederlanden en Caspar de Robles, stadhouder van Friesland, Groningen en Drenthe. Tjalke (Idzerts) van Sickingha († ca.1616), vaandrig en kapitein, was omstreeks 1575 van de Spaanse zijde tot grietman van Wymbritseradeel en tot dijkgraaf benoemd.

Remove ads

Functies bij de WIC en de Admiraliteit van Friesland

Samenvatten
Perspectief
Thumb
Het West-Indisch huis in de Munnekeholm. Hoofdkwartier van de Kamer van Stad en Lande

Johan Sickinghe (1576-1652) was een van de oprichters van de Kamer ter Stad en Lande van de West-Indische Compagnie. De gewesten Friesland en Groningen probeerden oorspronkelijk samen een kamer probeerde te bemachtigen in de net opgerichte compagnie. Friesland kreeg de financiën echter niet rond en dus bleef Groningen alleen over. Samen met Jochem Alting vertrok Sickinghe in oktober 1622 als vertegenwoordiger van Groningen richting Den Haag en Amsterdam. Mede door zijn inmenging kregen de Groningers een kamer in de nieuwe compagnie. Waar de Noordelijke provincies in de VOC geen kamer hadden weten te bemachtigen en er sprake was van de Heren XVII, zo was er bij de WIC sinds de komst van Sickinghe en Alting sprake van de Heren XI. Johan was uiteindelijk van 1622-1649 bewindhebber van de kamer. Als vermogend landedelman was hij hoofdparticipant van de compagnie in Groningen. Sickinghe stopte zeker 20.000 gulden in de compagnie, het op een na grootste bedrag van de 59 investeerders uit Stad en Ommelanden. Johans kleinzoon Rudolph Sickinghe (1643-1688) was tussen 1679 en 1683 bewindhebber van de Kamer ter Stad en Lande.

Feio Sickinghe (1610-1666), Rudolph Sickinghe (1643-1688), Onno Sickinghe (1688-1756), Eilko Eger Tamminga Sickinghe (1726-1807) en Hendrik George Sickinghe (1754-1818) waren lid van de Admiraliteit van Friesland.

Remove ads

Functies op nationaal en internationaal niveau

Samenvatten
Perspectief

Tijdens de Habsburgse- en Spaanse Nederlanden (1482-1581)

Thumb
Ridder Peter Sickinghe als burgemeester van Groningen afgebeeld in de optocht voorstellende den intocht van graaf Edzard I van Oost-Friesland te Groningen op 1 mei 1506

Ridder Peter Sickinghe was een vooraanstaand staatsman en speelde een hoofdrol in de Saksische Vete. In het begin van de 16e eeuw verwierf hij grote bekendheid door zijn pogingen om de vrije rijksstad Groningen uit handen van het Hertogdom Saksen te houden. Tussen 1505 en 1515 werd de stad herhaaldelijk belegerd door hertog Albrecht III van Saksen, zijn zoon George van Saksen en graaf Edzard I van Oost-Friesland. Gedurende zeker dertien jaar (1505-1526) bekleede Peter het ambt van burgemeester. In deze rol — en later als hoofdman en oud-burgemeester — vertegenwoordigde hij Groningen tijdens onderhandelingen met haar tegenstanders. Hij was aanwezig bij vrijwel alle besprekingen over het lot van de stad. Peter onderhandelde namens Groningen onder meer met: hertog George van Saksen, hertog Karel van Gelre, hertog Willem II van Gulik-Berg, graaf Edzard I van Oost-Friesland, graaf Everwijn II van Bentheim-Steinfurt, de aartsbisschop van Keulen Filips II van Daun-Oberstein, de Prins-bisschop van Münster (Erik van Saksen-Lauenburg) en Hildesheim (Johan van Saksen-Lauenburg), de bisschop van Utrecht Frederik van Baden, de burgemeesters van Münster, alsook de Saksische bevelhebbers Hugo van Leisnig en Vijt von Drachsdorf en Hisko Abdena, proost van Emden. Daarnaast voerde hij hesprekken met vertegenwoordigers van keizer Maximiliaan I van Oostenrijk, keizer Karel V, koning Hendrik VII van Engeland, koning Filips I van Castilië, hertog Albrecht III van Saksen, het graafschap Oost-Friesland, de Ommelanden en het Sticht Utrecht. Peter stond bekend als een geducht en standvastig onderhandelaar. Hij onderhield nauwe banden met hertog Karel van Gelre, die hem tot zijn vertrouwelingen rekende, en speelde een sleutelrol bij het aanstellen van de hertog als beschermheer van Groningen. Na zijn burgemeesterschap kwam Peter in conflict met Jasper van Marwijck, stadhouder van Groningen, die probeerde de stadsraad (waaronder Sickinghe) en de gilden tegen elkaar uit te spelen. Een van zijn laatste politieke optredens was in januari 1524, toen hij in het Gerkesklooster onderhandelde met Georg Schenck van Toutenburg, stadhouder van Friesland.

Thumb
Kwitantie van dr. Johannes Sickinghe (meest linker zegel) en anderen voor de afdoening van een borgtocht ten behoeve van de stad Groningen, 15 februari 1541

Johan Sickinghe (1495-1572) sprak als burgemeester en hoofdman van de stad Groningen regelmatig met Jan van Ligne, rijksgraaf van Arenberg en stadhouder van Friesland, Groningen, Drenthe en Overijssel. In 1530 was hij aanwezig bij de intocht van Maria van Oostenrijk, koningin-weduwe van Hongarije en landvoogdes van de Nederlanden, te Groningen. Willem van Oranje vergezelde haar als page. In 1555 behoorde Johan tot de acht rijksten die zich namens Stad en Lande voor 10.000 carolusgulden verbonden aan landsheer keizer Karel V. Datzelfde jaar was hij een van de zes aanzienlijke heren die de Heerlijkheid Groningen vertegenwoordigen bij de troonsafstand van Keizer Karel V in het Paleis op de Koudenberg te Brussel. In het bijzijn van de Ridders in de Orde van het Guldenvlies legde hij de eed af aan koning Filips II van Spanje, die heer van de Nederlanden werd. In 1559 werd Johan naar Gent gestuurd om aldaar aanwezig te zijn bij de vergadering der Algemene Staten, belegd door Filips II voor zijn vertrek naar Spanje.

Thumb
De handtekening van Pieter Sickinghe (rode cirkel) op het derde blad van de Unie van Brussel te midden van de handtekeningen van Lambert van Starckenborgh (links) en Eysso Jarges (rechts), 9 januari 1577

Pieter Sickinghe (†1578), Feijo Sickinghe (1546-1579) en Harmen Sickinghe († vóór 1606) waren bekende politieke vertegenwoordigers en afgevaardigden van de Ommelanden. Pieter tekende als vertegenwoordiger van de Ommelanden op 9 januari 1577 voor de eerste Unie van Brussel. Feijo maakte deel uit van de Ommelander gezantschappen in 1570 naar de stadhouder Karel van Brimeu en de centrale regering te Brussel in 1576. Harmen was lid der Staten-Generaal. In 1572 was hij lid van het gezantschap richting de centrale regering in Brussel. Hij trok in 1579 met een volmacht van de te Winsum vergaderende Ommelander Staten richting de vergaderingen van de Staten-Generaal te Antwerpen, de laatste die Noord en Zuid bijeen hebben gezien, om aldaar de Ommelander zaak bij de landvoogd Matthias van Oostenrijk en de Raad van State te bepleiten. Feijo en Harmen werden in de strijd tussen de stad Groningen en de Ommelanden begin oktober 1577 door de stad Groningen vastgezet. Op 17 september 1578 wisten zij uit de stad te ontsnappen. In 1581 stond Harmen bovenaan de lijst van 186 (edele) ondertekenaars uit Groningen en Ommelanden voor een eed van onderlinge getrouwheid en afzwering van de koning Filips II van Spanje. Op 26 juni en 13 september 1584 kreeg Harmen als oud-gedeputeerde der Ommelanden een akte van remis (kwijtschelding en amnestie), door Ottavio Farnese, hertog van Parma vanwege de koning van Spanje Fillips II verleend. Te Farmsum legde hij in handen van de stadhouder Francisco Verdugo de eed van trouw aan het Spaanse bewind af. Zoals zovelen in die tijd kwam hij als protestants provinciaal politicus en landedelman klem te zitten tussen de Spaans gezinde machtige Stad en haar strijd met de Ommelanden.

Tijdens de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (1588-1795)

Thumb
Jonker Johan Sickinghe (1576-1652) ter linkerzijde van graaf Willem Frederik van Nassau-Dietz in de begrafenisstoet van stadhouder Ernst Casimir van Nassau-Dietz te Leeuwarden, 1633

Johan Sickinghe (1576-1652) ondertekende in 1594 de akte van trouw aan de Unie van Utrecht, met uitzondering van de bepaling omtrent de godsdienst. Hij was trouw bezoeker van de provinciale landdagen. Hij nam in 1633 deel aan de rouwstoet van stadhouder Ernst Casimir van Nassau-Dietz en liep daarbij naast graaf Willem Frederik van Nassau-Dietz en achter graaf Hendrik Casimir I van Nassau-Dietz.

Feio Sickinghe (1610-1666), Onno Sickinghe (1688-1756) en Eilko Eger Tamminga Sickinghe (1726-1807) waren lid van de Raad van State. Feio en Onno waren daarnaast lid van de Gedeputeerde Staten van Stad en Lande. Onno Sickinghe (1688-1756) en Eilko Eger Tamminga Sickinghe (1726-1807) waren lid van de Generaliteitsrekenkamer en lid van de Staten-Generaal. Feio was landdagscomparant voor Uithuizen en Onno was lid van de Provinciale Rekenkamer.

Thumb
Albuminscriptie van Johan Sickinghe (1576-1652) in het album amicorum van Homme van Harinxma thoe Slooten (1607-1663)

Ook Hendrik George Sickinghe (1754-1818) was lid van de Staten-Generaal. Hij reed op 28 december 1792 mee in de optocht ter gelegenheid van de doop van prins Willem II der Nederlanden, later koning van Nederland, in de Grote of Sint-Jacobskerk te Den Haag. Hij trad bij deze gelegenheid op als de vertegenwoordiger van de provincie Stad en Lande (Groningen). Sickinghe zat samen met de griffier der Staten-Generaal Hendrik Fagel (1765-1838) in het elfde rijtuig van de stoet die om half één 's middags vanaf het Binnenhof vertrok.[7][8]

Van het Bataafs Gemenebest tot aan het Koninkrijk der Nederlanden (1795-heden)

Pieter Rembt Sickinghe (1743-1821) werd op 18 januari 1802 aangesteld als lid van het Wetgevend Lichaam van het Bataafs Gemenebest. Hij vervulde deze rol tot 8 januari 1805. Hij werd bij Koninklijk besluit op 9 maart 1808 benoemd tot procureur des Konings (Hoofdofficier en Hoofd-Schout) van het Departement Groningen. Wegens zijn vele andere functies weigerde hij echter de functie op zich te nemen. Pieter Rembt werd op 19 september 1814 benoemd als lid der Provinciale Staten van Groningen. In juni 1817 gaf hij deze zetel op in ruil voor behoud van zijn lidmaatschap bij de Provinciale Rechtbank. Hij werd op 28 augustus 1814 benoemd in de Ridderschap der Provincie Groningen. Van 1818 tot 1821 was hij president van de ridderschap.

Thumb
Het wapen van de Ridderschap der Provincie Groningen

In 1815 werd Onno Joost Sickinghe (1782-1845), zoon van Pieter Rembt, eveneens benoemd in de Ridderschap. Onno Joost was achtereenvolgens Controleur der Directe Belastingen van het departement Westereems/Ems-Occidental, Arrondissements Inspecteur der Indirecte Belastingen en van 1818 tot 1827 lid van de Provinciale Staten van Groningen.

Feyo Willem Joost Sickinghe (1881-1944) was vanaf 1921 verantwoordelijk voor de medische controle van de Hongaarse 'kindertreinen'. Tussen 1920 en 1930 reisden zeker 28.000 Hongaarse kinderen voor korte of langere tijd naar Nederland. De arts Jhr. Feyo Willem Joost Sickinghe werd, na onder andere bezorgdheid van het ministerie van Volksgezondheid, door de regering aangezocht en bij Koninklijk Besluit van 25 april 1921 benoemd om de medische controle van de 'Hongaarse Kindertreinen' op zich te nemen. ‘Zonder een door hem getekend bewijs werd geen kind in Nederland toegelaten.’ Het sterftecijfer bedroeg uiteindelijk minder dan 1 promille en de aanloopproblemen waren voorbij. Zijn benoeming werd als 'buitengewoon succesvol' beschouwd.[9] Op voorstel van de Hongaarse minister-president István Bethlen werd Sickinghe in 1925 door het Hongaarse Rode Kruis onderscheiden met het Kruis van Verdienste.[10]

Thumb
Feyo Onno Joost Sickinghe in het gebouw van Economische Zaken te Den Haag na een gesprek tussen hem, enkele regeringsvertegenwoordigers en enkele bestuurders van de metaalvakbonden over situatie rond Werkspoor, 1 juni 1970

Feyo Onno Joost Sickinghe (1926-2006) was naast president-directeur van de VMF-Stork commissaris en voorzitter van- en bij verschillende (internationale) bedrijven. Zo was hij actief als voorzitter van: De Vereniging Effecten Uitgevende Ondernemingen (VEUO), de Franse Kamer van Koophandel en Industrie in Nederland, de Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel (Departement Amsterdam), de Nederlandse Afdeling Association for the Monetary Union of Europe, de stichting Amsterdam Promotion, de Raad van Toezicht van het academisch ziekenhuis (het AMC) bij de Universiteit van Amsterdam en het Utrechts Universiteitsfonds. Hij was vice-voorzitter van de Gouverneur Europese Culturele Stichting. Politiek was hij actief als gemeenteraadslid van de gemeente Driebergen-Rijsenburg. Hij zat in de Unieraad van de CHU en was lid van de studiecommissie en de commisie-Zijlstra waar hij meewerkte aan een CDA-rapport over het economisch beleid van de daaropvolgende jaren. Hij was lid van de Centrale Beleggingsraad en de Industriële Raad voor de Kernenergie. Op 28 December 1990 volgde hij de journalist en politicus Han Lammers (1931-2000) op als voorzitter van de Stichting Voedselhulp aan Russen. Hij was voorzitter van Holland Partnerland (Hannover), voorzitter van de Stichting Chernobyl, de stichting Grote Kerk Naarden en de Stichting Steun Gooisch Natuur Reservaat.

Duco Willem Sickinghe was vice-president Marketing (Europa) van het door Steve Jobs opgerichte bedrijf NeXT Computer. Een jaar later werd hij benoemd tot General Manager van NeXT Computer Frankrijk. Van 2001-2013 was hij CEO van het Belgische telecombedrijf Telenet. Hij is sinds 2009 voorzitter van de raad van commissarissen van het Amsterdamse familliebedrijf Van Eeghen. Sinds 2013 is hij adviseur bij CVC Capital Partners. Van 2015-2022 was hij voorzitter van de raad van commissarissen van het Nederlandse telecombedrijf KPN.

Remove ads

Functies bij het Koninklijk huis

Samenvatten
Perspectief

Telgen van het geslacht vervulde verschillende functies voor het Koninklijk Huis en haar leden.

Thumb
V.l.n.r. jhr. Agathon Gerard Sickinghe (1868-1954), jhr. Pieter Feyo Onno Rembt Sickinghe (1900-1974) en jhr. Duco Wilhelm Sickinghe (1888-1983)

Jonker Rudolph Sickinghe (1643-1688) vergezelde stadhouder Willem III van Oranje vrijwillig bij de overtocht naar Engeland tijdens de Glorious Revolution in 1688. Hij stierf in datzelfde jaar te Exeter, alwaar hij werd begraven. Jonker Johan Sickinghe (1649-1673) was ritmeester in het regiment van George Frederik van Nassau-Siegen. Duco Wilhelm Sickinghe (1656-1681) was stalmeester en kapitein des Gardes van Hendrik Casimir II van Nassau-Dietz. Jhr. Pieter Feijo Onno Sickinghe (1824-1885), luitenant-kolonel der infanterie, was in 1841 page van koning Willem II der Nederlanden.

Jhr. Agathon Gerard Sickinghe (1868-1954), luitenant-generaal der artillerie, Ridder in de Orde van Oranje-Nassau, was van 1901 tot 1905 ordonnansofficier, van 1912 tot 1919 adjudant en vanaf 1921 tot zijn overlijden adjudant i.b.d. van Koningin Wilhelmina der Nederlanden. Van 1921 tot 1936 was hij kamerheer en van 1936 tot 1939 eerste kamerheer-ceremoniemeester. Van 1939 tot 1948 eerste kamerheer-honorair van Wilhelmina, na 1948 van Koningin Juliana der Nederlanden.

Jhr. Duco Wilhelm Sickinghe (1888-1983), luitenant-kolonel der artillerie, Officier in de Orde van Oranje-Nassau, was van 1919 tot 1925 ordonnansofficier van Koningin Wilhelmina der Nederlanden. Hij maakte in oktober 1922 deel uit van een buitengewone missie, naast hem bestaande uit jhr. Cornelis Lubertus van Suchtelen van de Haare (1860-1943) en Reynoud Adolph baron van Hardenbroek van Lockhorst (1874-1946), als vertegenwoordiger van de koningin naar Roemenië om de kroning bij te wonen van Koning Ferdinand I van Roemenië (1865-1927) en Koningin Marie van Edinburgh (1875-1938). Hier werd hij Officier in de Orde van de Ster van Roemenië. Naar aanleiding van zijn dagboeken tijdens deze reis en aan het hof verscheen een boek met de titel: 'De Maarschalkstafel, dagboek van Duco Wilhelm Sickinghe, ordonnansofficier van koningin Wilhelmina'.

Thumb
Jhr. Feyo Onno Joost Sickinghe en zijn vader jhr. Duco Wilhelm Sickinghe op de eerste rij achter de prinsessen Beatrix en Irene bij het huwelijk van Corinne Sickinghe en Arnout Jan de Beaufort in 1953

Jhr. ir. Pieter Feyo Onno Rembt Sickinghe (1900-1974), kapitein der artillerie, was sinds 1939 intendant der Koninklijke Paleizen te Amsterdam en 's-Gravenhage en bleef dit tijdens en tot na de Tweede Wereldoorlog. In 1942 werd hij verzocht het beheer van het Departement Hofmaarschalk waar te nemen en in 1943 werd hij gevraagd om het beheer van het Koninklijke Staldepartement op zich te nemen. In 1946 en 1947 was hij hofmaarschalk van Koningin Juliana maar werd uit die functie ontheven wegens benoeming tot directeur van het Koninklijk Huisarchief. Dit bleef hij tot 1963. Na de oorlog was hij betrokken bij het recuperatieproces van de Oranjebezittingen. Hij bezocht hiervoor fort Ehrenbreitstein bij Koblenz en het kasteel Schoppenwihr in de Elzas nabij Colmar.

Jkvr. drs. Cornélie Jeanne Louise Mathilde Sickinghe (1923-2021), Ridder in de Orde van Oranje-Nassau, was gouvernante van de prinsessen Beatrix en Irene, speciaal voor het geven van Franse les. Bij haar huwelijk met jhr. mr. Arnout Jan de Beaufort (1912-1966), burgemeester van Groningen, waren de twee prinsessen bruidsmeisjes. Zij was daarnaast peetmoeder van Prins Constantijn der Nederlanden.

Remove ads

Borgen en huizen

Samenvatten
Perspectief

Het Sickinghehuis

Thumb
Het Sickinghehuis aan de Herestraat in het centrum van Groningen, anno 1916

In de stad Groningen heeft deze familie zeker twee woonhuizen in bezit gehad. In 1457 deden de broers Evert en Feijo Sickinghe het Sickinghehuis in de Boteringestraat van de hand.

Dr. Johan Sickinghe (1495-1572) erft in 1555 een pand op de zuidwestelijke hoek van het Zuiderdiep en de Herestraat van zijn schoonvader Harmen Gysens. Het huis werd naar hem vernoemd en werd het Sickinghe-huis genoemd. Na zijn dood kwam het huis in handen van zijn zoon Feijo Sickinghe (1546-1579). Deze overleed door een ongeluk en zo kwam het huis bij zijn zoon Johannes Sickinghe (1576-1652), toen nog minderjarig maar al wel een rijk man, terecht.

Johan Sickinghe (1576-1652) verkoopt het huis ten slotte in 1589 aan de kloosterzusters van het cisterciënzer-vrouwenklooster Yesse. Vanwege het oorlogsgeweld werd de zusters buiten de muren van Groningen de grond te heet onder de voeten. Hoewel ze al vaker naar familie in Groningen waren gevlucht kochten ze er dit keer een huis.

Zestien laatste bewoners van Yesse vertrokken in 1589 naar dit refugium, waar zij tot 1601 zouden blijven, toen het huis werd verkocht door ‘Stad en Lande’.

De Sickingheburg

Thumb
De Warffumborg of Sickingheburg met het wapen van de familie Sickinghe, anno 1686

De Warffumborg (ook: Sickingheburg of Asingaborg) te Warffum werd gebouwd in de 14e, mogelijk zelfs 13e eeuw. Bij de borg hoorde zeker 70 hectare aan grond en vele heerlijk- en gerechtigheden te Warffum.

In 1560 koopt dr. Johan Sickinghe (1495-1572), burgemeester en hoofdman van Groningen de borg met alle bijbehorende rechten, heerlijkheden en landen uit de boedel van de Oostfriese jonker Hoijke Manninga van Pewsum (†1568); een van de grote aanstichters van de beeldenstorm in de Ommelanden. De koopprijs van het huis bedroeg 3230 Emder gulden. Johan was getrouwd met Anna Gijsens en na hun dood werden hun eigendommen verdeeld onder hun kinderen. Feijo Sickinghe (1546-1579) viel de Warffumborg ten deel. Al stierf hij in 1579 bij een noodlottig ongeval waarbij hij zichzelf per ongeluk doodschoot.

Thumb
De Warfumborch afgebeeld met het wapen van de familie Sickinghe (rechtsboven) op een kaart van Groningen uit 1678 van de broers W. en F. Coenders van Helpen

Johan Sickinghe (1576-1652), zoon van Feijo en zijn vrouw Oede Gaikinga uit Harlingen, verwierf toen de Warffumborg, al werd de borg in 1581 korte tijd door geuzen bezet. Johan was getrouwd met Luts Jongema (†1612) en zij gaven de borg door aan hun zoon Feio Sickinghe (1610-1666). Feio compareerde op de borg en hij was getrouwd met Sophia van Echten. In de toren van kerk van Warffum bevindt zich een stichtingssteen die Feio vermeldt als legger van de eerste steen. In 1667 verkreeg Feio's zoon Rudolph Sickinghe (1643-1688) de borg bij de erfscheiding. Rudolph verwierf Rottumeroog door een erfwissel met Onno Tamminga van de Tammingaborg te Bellingeweer, Winsum. Rudolph was lid van de Friese Admiraliteit te Harlingen en trok met Willem III ten strijde in Engeland, alwaar hij stierf in een slag om Exeter in 1688. Rudolph had geen kinderen met zijn vrouw Amelia Clant van Nijenstein (†1695), een dochter van Edzard Jacob Clant. De borg werd in 1683 verkocht wegens schulden.

Huis te Sickinghe (Beyum)

Thumb
(Huis te) Beyum of huis te Sickinghe met het familiewapen (midden)

De eerste vermelding van bewoning op het Huis te Beyum staat vermeld in het Nobiliarium Coenders, waar in het midden van de 16e eeuw gesproken wordt van burgemeester Albert Coenders van Beyum. In 1567 koopt dr. Johan Sickinghe (1495-1572) de redgerrechten die het Klooster Selwerd in Zuidwolde en Beyum bezit.[11] Na de dood van Johan Sickinghe krijgt zijn zoon Pieter Sickinghe (†1578) het huis te Beyum ’binnen de brugge’ met grachten, hoven en singel voor 600 emder gulden.

Na Peter kregen zijn broer Harmen Sickinghe (overl. vóór 1606) en dienst vrouw Beele Clant de borg in handen. Na zijn overlijden kwam de borg in handen van hun zoon Johannes Sickinghe (1602) en zijn vrouw Cathérine Henriquez. Als laatste kwam de borg in handen van de dochter van Johannes; Sybilia Sickinghe. Zij trouwde eerst met Robert Molet; heer van St. Martin en later met een baron de Minerbe ex Gallia (Frankrijk). Deze laatste verkocht de borg in 1663.

Borg Holwinde

In 1601 wordt de heerd Holwinde (of Sybrandaheerd) te Usquert, ongeveer 177-1 gras groot, bij executie verkocht.[12]

Thumb
Borg Holwinde met het wapen van de familie Sickinghe (ook getekend boven de hoofdingang) en de familie Herema

De koper is Harmen Sickinghe (overl. vóór 1606), getrouwd met Beele Clant. Harmen Sickinghe (van Ungersma) bezit reeds de op de heerd liggende rechten die hij geërfd heeft van zijn moeder Anna Gisens. Na de dood van Herman Sickinghe komt de bij de boedelscheiding van 1616 de heerd 'de Holwinde' aan zijn dochter Wobbe (Bele) Sickinghe (1595-1674). Zij was getrouwd met Ludolph Herema (1585-1670. De heerd is dan verhuurd aan Siabbe Allers. Deze meier verkoopt in 1617 zijn behuizing en melkenkamer op Holwinde aan Ludolf Heerma. Huis en heerd kreeg daardoor dezelfde eigenaar en het vermoeden ligt dat Ludolf Heerma de behuizing tot een borg heeft omgebouwd of er een nieuwe borg gesticht heeft. De heerlijkheid en gerechtigheid vallende op Holwinde, die Johannes Sickinghe (1602) geërfd heeft, schenkt hij aan zijn zuster Bele.

Ludolf Heerma overlijdt in 1670 en Bele in 1674. Borg Holwinde vererft op hun zoon Tjaert of Theotardus, die omstreeks 1706 sterft.

Breedenborg

In 1587 werd door Johan(nus) (of Jan) Braemsche, de zoon van de rijke Oost-Friese burgemeester en drost van Emden Johan Braem (of Bramsche), een stuk grond bij Breede gekocht (van wie is onbekend) voor de bouw van een borg. Hij was eerder tijdens een conflict tussen de graaf van Oost-Friesland en de stad Emden gevlucht naar de Ommelanden, waar hij zonder problemen werd opgenomen in de Ommelander adel. De Breedenborg is een van de weinige borgen waarvan het bouwjaar bekend is. De borg bestond bij het trouwen van Braemsches gelijknamige zoon Johan (II) in 1628 uit een stamslot met hoven, grachten, singels en 83 jukken land (ruim 40 ha).

Thumb
De Breedenborg anno 2011

De zoon van jonckheer Feio Sickinghe (1610-1666), Hindrik Sickinghe (†1682), ritmeester te paard, kocht in 1678 de nabijgelegen Breedenborg met zijn vrouw Anna Tjarda van Starkenborgh. Na zijn dood in 1682 kwam de borg in haden van zijn minderjarige zoon Feijo Johan Sickinghe (1673-1702). Na zijn dood in 1701 of 1702 waren er nog schulden van zijn ouders.

Thumb
De Breedenborg circa 1725

Bij de erfscheiding van 1705 verkreeg zijn vrouw Theckla Elisabeth van Berum als voogdes over de kinderen van Feyo Johan de borg. Mogelijk omdat ze zelf op de borg Thedema in Noordwolde woont en vanwege de schulden verkoopt ze de Breedenborg en de landerijen het jaar erop, in 1706 voor 10.000 gulden aan Unico Allard Alberda van Menkema en Evert Joost Lewe van Aduard.

Omstreeks 1850 werd de Breedenborg afgebroken in opdracht van de nieuwe eigenaar Jacobus J. de Vries. Op de fundamenten liet hij een degelijk en modern huis bouwen. In 1982 brandde de borg, met uitzondering van de kelder, vrijwel volledig af. Alleen een paar resten van de muur stonden nog overeind. Door inzet van de familie Reenders is Breedenborg weer herbouwd.[13]

Remove ads

Familiewapen

Samenvatten
Perspectief
Thumb
Een glas-in-loodraam van borg Ewsum (ca. 1648) met linksonder het wapen Sickinghe
Thumb
Het wapen van de familie Sickinghe (rechts) op de schouw van de trouwkamer van Kasteel Wijchen (Gelderland)
Thumb
Het wapen van de familie Sickinghe volgens het Wapenregister van de Nederlandse Hoge Raad van Adel

Het wapen van de familie Sickinghe wordt al in 1360 vermeld. In dat jaar verklaarde de officiaal van het bisdom Utrecht dat Lubbert Sickinghe de verplichtingen uit de aan hem getoonde pachtbrief aanvaardde. Aan de akte zijn het zegel van Lubbert en het zegel van het gerechtshof van Utrecht bevestigd.[14]

Het wapen van de familie Sickinghe, zoals beschreven in het Nederland's Adelsboek 1951, luidt als volgt:

Het schild is gedeeld:

  • Links (A) op goud een halve adelaar zonder tong, uitgaande van de delingslijn;
  • Rechts (B) op rood een zilveren dwarsbalk.

De helm is zilver, voorzien van een rood gevoerde, goud omboorde traliehelm met gouden tralies. Om het hals gedeelte hangt een gouden snoer waaraan een gouden medaillon is bevestigd, met een rood-gouden wrong en rood-gouden helmkleden.

Thumb
Het vrouwenwapen Sickinghe (1902)

Het helmteken bestaat uit een zilveren reigerskop met een lange hals, geplaatst tussen een vlucht waarvan de rechtervleugel goud is en de linker vleugel het motief van de linkerhelft van het schild volgt.

Als schildhouders fungeren twee omziende zwarte arenden met rode tongen, de vleugels zijwaarts naar beneden gericht. Met hun rechterpoot houden zij het schild vast, terwijl de linkerpoot op de grond rust. Schild en schildhouders staan op een groene ondergrond. Rood = keel, Blauw = azuur, Zwart = sabel, Groen = sinopel.

Symboliek:

  • Zilver staat voor eenvoud;
  • Rood symboliseert moed;

De oude zinspreuk van de familie luidt: "Moed en eenvoud".

Krantenartikel

Op 14 november 1969 verscheen in de communistische krant De Waarheid een opiniërend artikel over het familiewapen van de familie Sickinghe. Het artikel droeg de titel: Waarom Lubbert drie roofvogels uitkoos – Jonkheer Sickinghe en de familietraditie. Hierin werd gesuggereerd dat Lubbert Sickinghe destijds het schild van zijn familiewapen links en rechts liet vasthouden door roofvogels, en er voor alle zekerheid een derde bovenop plaatste – om te laten zien dat 'geen boer hem ontkwam' bij het innen van de tiende penning. De kritiek van het artikel was dat jhr. Feyo Onno Joost Sickinghe, in zijn hoedanigheid van president van de raad van bestuur van Stork, deze traditie in 1969 op soortgelijke wijze voortzette.[15]

Remove ads

Stamboom

Samenvatten
Perspectief

Vroege generaties

In deze fragmentgenealogie zijn alleen personen opgenomen aan wie mogelijk een lemma kan worden gewijd (zie vermelding van functies) of die noodzakelijk zijn voor het aangeven van familierelaties.

Thumb
Aantekeningen betreffende Otto Sickinghe (±1220-1267), Gerard Sickinghe (ca. 1279) en betreffende Johannes Japinge, 1317
  • Koert Sickinghe, hoofdman van Winsum (Bellingeweer) in 1015,[16][17] woonde denkelijk op slot Bellingeweer; ook wel de Tammingaborg. Het verhaal gaat dat hij gevreesd werd.[18]
  • ridder (miles) Otto Sickinghe (±1220-1267), raadsheer, burgemeester (een van de Veeren) van de stad Groningen in 1256/1257[19][20][21][22]
  • Helpric Sickinghe, had huis en hof te Borck
  • Alijt Sickinghe, volgens een akte uit 1463 werd een huis gelegen op de oostzijde van de Boteringestraat aan haar verkocht.
  • Buert Sickinghe, borgher te Groningen, komt in 1388 voor als arbiter in een arbitraal vonnis tussen de stad Groningen en de St. Bernardusabdij van Aduard te Hunsingo.[26]
    Thumb
    De borg Boukum rond 1650. Tekening (kopie) van Stellingwerff uit ca. 1700.
  • Evert Sickinghe, herhaaldelijk burgemeester van Groningen tussen 1388-1405
  • Doke/Doeco Sickinghe, was begin 16e eeuw eigenaar van de borgen Eelsum en Boukum (dan nog Baukemaheerd) te Zeerijp. In 1514 verkocht hij beide heerden aan zijn zwager Rolof ten Holte.
  • Reinier Sickinge, trad van 1480-1492 op als landschrijver[27] bij de Etstoel van Drenthe
  • Gerrit Sickinghe, was getrouwd met Rensjen Abrahami
    • Geesjen Sickinghe (ged. 21 januari 1765)
    • Harm Sickinghe (ged. 1 april 1766 te Zweelo)[28], was getrouwd met Geesijn Janse
  • Lucas Sickinghe, was getrouwd met Jantjen Willems Luchjes
    • Marchjen Sickinghe (ged. 1 september 1768 te Zweelo)[29]

Oudste tak

Geschiedenis

In meerdere bronnen gelden ridder Otto Sickinghe (±1220-1267) en zijn zoon joncker Gerard Sickinghe (±1279) als stamvader en eerste generatie van de vandaag nog levende stamreeks van het geslacht. Sinds de 20e eeuw is de opvatting van het Nederland's Adelsboek hierover wisselend. Eerdere edities van het boek gaven Otto als stamvader van het geslacht.[30] De laatste twee edities van het N.A. geven echter aan dat de lijn Otto-Gerard (Geert)-Lubbert heel waarschijnlijk is maar dat aanvullend bewijs nog ontbreekt. De stamlijst opgemaakt door Peter Sickinghe (1455-1532) is een eerste gegeven, een tweede is nodig. De volgens het Nederland's Adelsboek erkende stamreeks vangt dus aan met Lubbert Sickinghe (±1320 - ±1390) en zijn zoon Johan Sickinghe (±1360 -±1445).

Een tweede mogelijke lijn is dat Ludolfus Sickinghe (±1245) de zoon zou zijn van Otto Sickinghe. De zoon van Ludolfus Sickinghe zou Feyo Sickinghe zijn en deze Feyo zou dan weer de vader van Lubbert Sickinghe zijn.[31]

Enkele telgen

Thumb
De oudste grafzerk in de Martinikerk te Groningen met daarop rechts het wapen van Ide Sickinghe, dochter van Johan Sickinghe
  • Lubbert Sickinghe (±1320 - ±1390), burgemeester van Groningen
    • Johan Sickinghe (±1360 - †1421/1445), burgemeester van Groningen, overgrootvader van de ridder, luitenant der Hoofdmannenkamer en beruchte ketterjager Johan de Mepsche (ca. 1520 - 1585)
      • Lubbert Sickinghe, was in 1424 lid van het brouwersgilde
      • jonker Ludolf Sickinghe (±1380 - ±1458), burgemeester van Groningen, raadsheer in 1409 en 1415, lid van den Raad te Groningen in 1453 en lid van het brouwersgilde in 1424
        • Grete Sickinghe (overl. voor circa 1480), was getrouwd met Doeke Allerts (to Godlinze) met wie zij een zoon kreeg; Evert Sickinghe, hoofdeling te Godlinze. Evert trouwde met Frouke ter Borch en zij hadden een erfdochter genaamd; Tryntie/Trine Sickinghe (geb. circa 1465-† tussen 1491 en 1500), erfvrouwe van Godlinze,[32] de eerste echtgenote van Eggerinck Ripperda. Grete hertrouwde met Eise Mensema (vermeld vanaf 1450); hij verkreeg het gildrecht in 1454 en was lid van het brouwersgilde ca. 1460[33]
      • Otte Sickinghe, wordt volgens een request uit 1408 genoemd als broer van Ludolf (Ludelef).[34]
      • Evert Sickinghe (±1390-1472), hoofdman van Groningen, hoofdeling te Winsum, proost van Loppersum (1447-1465), schoonzoon van de Oost-Friese hoofdeling Focko Ukena.[35], het grootste gedeelte van zijn goed vererfde na zijn overlijden op het geslacht Ripperda.
      • Ide (Ida) Sickinghe, x Raude Wicheringhe, x Coppen Jarges (±1430-1502), grootmoeder van Johan de Mepsche (ca. 1520-1585)
      • Feyo I Sickinghe (†1472), heer borg te Winsum, woonde in 1443 te Baflo, trouwde met Lamke Jarges, lid van de familie Jarges

Adellijke allianties

Jongste tak

Mr. Onno Sickinghe (1688-1756), burgemeester van Groningen, trouwde in 1713 met Johanna Willemina Tamminga (1687-ca.1729). Zij kregen samen twee zoons en een dochter.

Thumb
Onno Joost Sickinghe (1858-1948) door Johan Gabriëlse

De oudste zoon was Feijo Sickinghe (1718-1748), majoor der cavalerie. Feyo's zoon mr. Pieter Rembt Sickinghe (1743-1821) werd op 28 augustus als een van de 29 leden door de koning in de Ridderschap der Provincie Groningen benoemd en geadmitteerd tot de Adelstand. In 1815 werd ook de zoon van Pieter Rembt Sickinghe, dr. Onno Joost Sickinghe (1782-1845), benoemd tot de Ridderschap. Van deze tak stammen alle nog levende telgen en generaties van het geslacht Sickinghe.

De jongste zoon van Onno en Johanna was mr. Eilko Eger Tamminga Sickinghe (1726-1807). Aan zijn achternaam voegde Eilko Eger Sickinghe de naam van zijn moeder; Tamminga toe. In 1902 werden twee telgen van zijn tak erkend tot de Nederlandse adel met het predicaat jonkheer/jonkvrouw. De tak van Eilko Eger Tamminga Sickinghe stierf met het overlijden van Jhr. drs. Feyo Willem Joost Sickinghe (1881-1944) in mannelijke lijn uit.

Enkele telgen

Adellijke allianties

Friese tak (Sickinga/Sickingha)

Geschiedenis

Thumb
Het wapen zoals dat in Friesland door het geslacht gevoerd werd. Vaak gepaard met de Friese variant van de naam, Sikkinga.

De tak Sickingha/Sickinga/Sikkinga is afgesplitst van de vroege generaties Sickinghe (mogelijk vanaf ridder Otto Sickinghe). Delen van de huidige provincie Friesland waren vroeger afwisselend onderdeel van de Groningse Ommelanden en veel leden van het geslacht Sickinghe waren woonachtig in de Friese gebieden. Telgen van de tak Sickinga kwamen al in 13e eeuw voor in Friesland.[59] Ook werd in 1383 melding gemaakt van een 'Sickinga state' te Goënga en in 1560 werd het Sikkingahuis gebouwd. Dit was een state in de binnenstad van Sneek.

Vanaf Otto Sickinga:

Van een nog onbekende tak:

Doordat niet duidelijk is van wie Ydske, de vader van Abbe, een zoon was, is het onzeker of deze tak direct verbonden is met de nog bestaande Groningse tak of zelfs wel een band heeft met de familie Sickinghe. Het familiewapen van de Sickingha's vertoont enige gelijkenis met dat van de Sickinghe's, en leden uit beide geslachten droegen rond de 16e eeuw de titel jonker. Leden van de familie Sickinghe trokken regelmatig richting de Friese regio, waar hun achternaam de vorm Sickinga aannam. Wat echter niet overeenkomt, zijn de voornamen binnen beide families, wat in die tijd juist vrij gebruikelijk was. Dit kan ook wijzen op een vroegtijdige splitsing binnen het geslacht.

  • Abbe Idsekes Sickingha[60] (geboren voor 1490, overleden 28 december 1555), rechter te Ouwsterhaule, kocht in 1515 het inwonerschap van Sneek, was getrouwd met Oegje Roukes van Albada
    • jonker mr. Idzard van Sickingha (±1518-1575), raadsheer in het Hof van Friesland (1558), protesteerde hevig tegen de landvoogd Fernando Álvarez de Toledo (Alva) en de stadhouder Caspar de Robles, bezat het zwanenrecht te Parrega[61], trouwde met Maria van den Tympel, zus van Olivier van den Tympel (1540-1603); politicus uit België, heer van Korbeek, officier in het leger van Willem van Oranje en militair gouverneur van de Brusselse republiek.
      • dr. Wigle Idserts van Sickingha, doctor in beide rechten, trouwde met jfr. Gerlant van Aylva[62]
      • Abbe van Sickingha, adelborst en later kapitein (1580-1597) onder de Spaanse hopman (Tiete) Cammingha, hij lag in 1597 in garnizoen in Groenlo en vertrok vandaar na de overgave.[63]
      • Clara van Sickingha, (geb. circa 1545 - †1606), trouwde voor 1583 met Broer Reyns van Paytema/Hoytema (†1602), volmacht en dijksgedeputeerde van Wymbritseradeel[64]
      • Viglius Sickinga
    • mr. Oeghe (van) Sickingha (geb. voor 1527, overleden tussen 25 maart en 16 oktober 1571), advocaat, kocht in 1552 het burgerschap van Sneek
      Thumb
      Albuminscriptie van Tzalingus van Sickingha voor Poppe van Feytsma (1583)
      • jonker Tjalke/Tyalcko (Idzerts) van Sickingha († ca.1616), vaandrig en kapitein, was omstreeks 1575 van de Spaanse zijde tot grietman van Wymbritseradeel en tot dijkgraaf benoemd[65][66], was een van de compagnons van de in Heerenveen opgerichte Schoterlandse Veencompagnie, kocht in 1616 het recht van zwanenjacht in de dorpen Ouwsterhaule, Broek, en Goengarijp van Idzard van Sickingha, trouwde met jfr. Mayke van Siercksma, vestigde zich in 1602 in het Wold en bezat daar een stuk grond met daarop het huis dat in 1664 op de kaart van de Schotanusatlas wordt aangegeven als de 'Sickingastate', een edele state.[67] Dit huis werd in 1676 van de nazaten van de Van Sickinga's gekocht door Albertine Agnes van Nassau, de weduwe van de Friese stadhouder Willem Frederik van Nassau. Zij gaf het een nieuwe naam en liet het omvormen tot het nog steeds bestaande zomerverblijf Landgoed Oranjewoud.
        • Tjalcke Sickinga[68]
        • jonker Gerrit van Sickinga (ook wel Johan Baptista Sickinga van Worfenburg), woonde te Heerenveen, was aandeelhouder en secretaris van de Schoterlandse Veencompagnie, heer te Moerborgh in 1617 en 1632,[69] tenaamgestelde van de Broekster Jacht, bezat op de huidige locatie van Hotel Tjaarda, een tweede huis (vakantiewoning), zijn goed vererfde omstreeks 1656 op de nazaten van zijn zuster, gehuwd met Hendric Thibault, te Amsterdam. Zij gaan in de jaren zeventig over tot verkoop van het Sickingavermogen (o.a. vier belendende zaten te Oudeschoot onder Heerenveen aan Albertine Agnes van Nassau (1634-1696), Prinses van Oranje en vorstin tot Nassau).
        • Maria van Sickinga, was gehuwd met Hendrick Thibault.
Remove ads

Straatnamen

Samenvatten
Perspectief
Thumb
Straatnaambord van de Sickinghestraat te Zuidwolde

Tussen 1255 en 1794 leverde de familie Sickinghe ten minste 92 keer een burgemeester aan de stad Groningen. Daarmee is zij het geslacht dat over de langste periode in deze functie vertegenwoordigd was. Alleen het geslacht Lewe komt enigszins in de buurt, met in totaal 73 jaren burgemeesterschap. Telgen zoals Gerard Sickinghe (ca. 1280), Peter Sickinghe (1455-1532), Johan Sickinghe (1495-1572), Johan Sickinghe (1649-1673) en Rudolph Sickinghe (1643-1688) speelden een belangrijke rol in het behoud van de autonomie van de stad.

Hoewel het geslacht Sickinghe, met twaalf burgemeesters en in totaal 92 jaren in functie, van alle invloedrijke families zowel het grootste aantal burgemeesters als het grootste aantal jaren burgemeesterschap in de stad Groningen heeft geleverd, is er in de stad geen straat naar deze familie vernoemd.[70]

Wél bestaat er in het nabijgelegen Groningse dorp Zuidwolde een Sickinghestraat, aangelegd rond 1960. Deze straat verwijst naar de jonkers Johan, Pieter en Harmen Sickinghe, allen bewoners van borg Beyum (ook wel Sickingheborg genoemd).

In de Friese stad Leeuwarden is daarnaast een straat te vinden die Sickingastate heet en waarschijnlijk is vernoemd naar de Friese tak van de familie. De naam verwijst naar een Sickingastate met twee mogelijke historische herkomsten: de middeleeuwse state te Goënga, bewoond door Feicke Sickinga of de Sickingastate te Oranjewoud, gebouwd door Tjalke van Sickinga, die grietman van Wymbritseradeel was. Deze Sickingastate was een van de eerste landhuizen in wat nu landgoed Oranjewoud is en werd voor het eerst genoemd in 1552. Later kwam de state in bezit van prinses Albertine Agnes van Oranje-Nassau.

Remove ads

Galerij

Literatuur

  • 'Sickinghe', in: Nederland's Adelsboek 28 (1922), p. 287-289
  • D.W. Sickinghe, Zeven Eeuwen. Der Sickinghe Musiefwerk, z.pl. 1958
  • F.O.J. Sickinghe, Vijf zonen van Feyo Sickinghe (1610-1666). Jonker en hoveling tot Warffumborch, Haarlemmermeer 1983
  • Stork. 120 jaar industriële dynamiek, Uitgeverij Matrijs, Utrecht 1989, ISBN 90-70482-66-5
  • F.J. Hulst, 'Inleiding', in: Inventaris van het archief van de familie Sickinghe en een beschrijving van stukken uit het Register Feith betreffende deze familie, Groninger Archieven, Groningen 1990
  • Redmer Alma, 'Codex Sickinghe. Het oudste Ommelander rechtshandschrift', in: Us Wurk 48 (1999), p. 122-146
  • F.O.J. Sickinghe, Liefde en leed gedurende zeven eeuwen in Groningen en de Ommelanden en daarbuiten! Het Groninger geslacht Sickinghe, 1284-1984 en later!, Naarden 1999
  • Teun Juk, Warffum en Breede. Sporen uit het rijke verleden van twee kerkdorpen op het Groningse Hoogeland, Stichting Uitgaven Noord-Groningen, Warffum 2006, ISBN 978-90-73319-14-1
  • 'Sickinghe', in: Nederland's Adelsboek 93 (2008), p. 93-115
  • P.N. Noomen, De stinzen in middeleeuws Friesland en hun bewoners, Uitgeverij Verloren, Hilversum 2009. ISBN 978-90-6550-916-1, p. 73, 86, 101-102, 105, 106-111, 113, 116, 119, 121, 140-141, 147, 178, 195-196
  • Steven Bouman, De Ridderschap der Provincie Groningen (1814-1853). Een adellijk gezelschap onder een vergrootglas, Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde, Den Haag 2012. ISBN 978-90-805689-0-7
  • Janine Jager, De maarschalkstafel. Dagboeken van Duco Wilhelm Sickinghe, ordonnansofficier van koningin Wilhelmina, Uitgeverij Pegasus, Amsterdam 2019. ISBN 978-90-6143-464-1
  • Ineke den Hollander, Lilian Eefting, Rik Klaucke en Jeff van den Buijs, Een schricklijck jaer. De oorlog van 1672 in het noordoosten van de Republiek, Assen 2022. ISBN 978-90-232-5891-9
  • Flip Maarschalkerweerd, De achterblijvers. Het hof na de vlucht van Wilhelmina 1940-1945, Uitgeverij Balans, Amsterdam 2023. ISBN 978-94-6382-292-3
Noot
  1. Of deze Lubbert een rechtstreekse zoon is van Geert (zoon van Otto) is nog onduidelijk, dat Otto en Geert in dezelfde tijd leefden en telgen van het geslacht Sickinghe waren staat vast. Het Nederland's Adelsboek 44 (1951), p. 270 geeft het volgende aan: "In oudere genealogieën worden hem resp. tot vader en grootvader gegeven Geert Sickinghe, burgemeester van Groningen tusschen 1304 en '57, die in het Groninger Oirkondenboek wordt vermeld tusschen 1309 en '48, en Otto Sickinghe, die als burgemeester van Groningen voorkomt in 1246 en '57. Voldoende bewijzen (van meerdere bronnen) voor deze rechtstreekse lijn van Otto en Geert tot Lubbert, die niet volstrekt onaannemelijk is, ontbreken echter tot dusverre"; het NA 93 (2008) vermeldt deze eerdere filiatie niet.
  2. Sr. G. Acker Stratingh, Mr. H. O. Feith en Mr. W. B. S. Boeles, Bijdragen tot de Geschiedenis en Oudheidkunde, inzonderheid van de Provincie Groningen, vijfde deel, Groningen 1868, p. 302.
  3. Steven Bouman (2012). De Ridderschap der Provincie Groningen (1814-1853) : een adellijk gezelschap onder een vergrootglas. Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde, 's-Gravenhage. ISBN 978-90-805689-0-7.
  4. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Noord-Nederlandse adellijke families - Adel - Hoge Raad van Adel. www.hogeraadvanadel.nl (17 november 2016). Geraadpleegd op 17 september 2022.
  5. 1672, Coevorden vanuit Groningen bevrijd. geschiedeniscoevorden.nl. Geraadpleegd op 10 september 2022.
  6. H.A. Wijnne, Handel en Ontwikkeling van Stad en Provincie Groningen, Groningen 1865, p. 20-26.
  7. Maarten J. Aalders, Nederlandse en Hongaarse protestanten gedurende het interbellum, Amersfoort 2021, p. 139-140.
  8. Delftsche courant, Telegrammen, Hongaarsche onderscheidingen (Budapest 3 maart), 3 maart 1925. (Delpher)
  9. Harm Hillinga, De borg Beyum of Sickinge (2019).
  10. Oorkondenboek Groningen en Drenthe, Nr. 482 (Cartago)
  11. De Waarheid, jaargang 29, nr. 292, p. 5, Waarom Lubbert drie roofvogels uitkoos – Jonkheer Sickinghe en de familietraditie, 14 november 1969 (Delpher)
  12. Almanak ter bevordering van kennis en goeden smaak voor het jaar 1838, Elfde jaargang, Uitgegeven door het Departement Leens der Maatschappij: Tot Nut van 't Algemeen, Groningen, p. 33.
  13. Dr. R. Westerhoff, Twee hoofdstukken, Geschiedenis van ons Dijkwezen, Groningen 1864, p. 368.
  14. (Speech), Winsum, 1 april 1993, Het dorp Winsum is oud, heel oud, dames en heren, Rijksuniversiteit Groningen. (Delpher)
  15. DE REE Archiefsystemen BV, Familie Sickinghe, 1257 - 1974. www.groningerarchieven.nl. Geraadpleegd op 15 september 2022.
  16. 'Van hem blijkt daarnaast uit een charter van 1257, en uit een ander van 1267 waarin van een Ruitergevecht wordt gesproken waar drie broeders Sickinghe bij aanwezig waren.' Groninger Archieven.
  17. Jacobus Kok, Vaderlandsch Woordenboek, 28e deel, Amsterdam 1792, p. 205.
  18. Regnerus Steensma, Het klooster Thabor bij Sneek en zijn nagelaten geschriften, een inleiding en inventarisatie, 1970, p.11.
  19. Joannis Nicolai, Ubbonis Emii, De agro Frisiae inter Amasum et Lavicom Syntagma, Groningen 1646, p.265 (scan 289).
  20. Karl Otto Johannes Theresius von Richthofen, Untersuchungen über Friesische Rechtsgeschichte, Berlijn 1882, p. 610.
  21. F. Keverling Buisman, De etstoel en zijn ordelboeken in de vijftiende eeuw, Zutphen 1986, p. 47.
  22. Drents Archief, Doopregister Zweeloo 134, 134, archiefnummer 0176.01, inventarisnummer 134, aktenummer 134, Gemeente: Zweeloo, Religie: herv.
  23. Drents Archief, Doopregister Zweeloo 134, archiefnummer 0176.01, inventarisnummer 134, aktenummer 134, Gemeente: Zweeloo, Religie: herv.
  24. Het Nederland's Adelsboek 44 (1951), p. 270 geeft het volgende aan: "In oudere genealogieën worden hem resp. tot vader en grootvader gegeven Geert Sickinghe, burgemeester van Groningen tussen 1304 en '57, die in het Groninger Oorkondenboek wordt vermeld tussen 1309 en '48, en Otto Sickinghe, die als burgemeester van Groningen voorkomt in 1246 en '57  
  25. Zoals te lezen valt op de pagina van Otto Sickinghe (1220-1267): 'Het blijft dus onduidelijk hoe Otto Sickinghe verwant is aan de erkende stamvader van het geslacht Sickinghe. In 2022 volgde de suggestie dat mogelijk Ludolphus Sickinghe (1245), burgemeester van Groningen in 1284, 1291 en 1292 de zoon zou zijn van Otto Sickinghe en daarmee het gat tussen Otto en joncker Gerardus/Geert (geb. circa 1279) zou kunnen dichten. Daarnaast zou niet Geert de vader van Lubbert zijn maar een Feyo uit 1275. Dit zou ook verklaren waarom de naam Geert bij het nageslacht van de tak van Lubbert niet meer is voorgekomen en de naam Feyo wel (zie Lubberts kleinzoon Feije Sickinghe, heer van de borg te Winsum en overleden in 1472).'
  26. Pieter W.G. van Agteren, Genealogie van het geslacht Ripperda, 2014.
  27. Gvers, Gietman, Kuiper en Ronnes; Mensen van Adel, Beelden, manifestaties, representaties, Hilversum 2007. p. 59-62.
  28. Groninger Archieven, Toegang 1539, Groningse parochiekerken voor de reductie, 1246 - 1594, request 43, 1408 Juni 7.
  29. Groninger Archieven, toegang 572 (Familie Sickinghe, 1257 - 1974), 12, Uittreksel uit een brief van het stadsbestuur van Hamburg, d.d. 1451, aan Burgemeesters en Raad van Groningen, betreffende aanspraken van Evert Sickinge, schoonzoon van Focke Ubena .. Cartago, Register Feith: 1451.019, Inventarisnummer 0012, jaar: 1451.
  30. (en) Alma, R. (1 december 1999). Codex Sickinge. Het oudste Ommelander rechtshandschrift. Us Wurk 48 (3-4): 122–146. ISSN:2772-8021
  31. Friesche Volks-Almanak voor het jaar 1851, Zestiende jaargang, Sneek 1850, p. 173.
  32. Historie van de Oldijk - Ezinge 1620-ca. 1625; 'Op de dijkrol van Humsterland van 1620 komt als meier de weduwe van Jan Aljes (Alliens) voor. Eigenaar is dan Johan Sickinga, tutor. Johan Sickinga was getrouwd met Catharina Henriques. Johan Sickingha is geboren in of rond 1599 en is een zoon van Herman Sickinghe en Bele Clant. Herman Sickinghe was daarvoor weduwnaar van Wobbe Lewe, dochter van Joest Lewe (wapen: leeuw...) en Elisabeth Addinga.' Geraadpleegd op 2 januari 2024.
  33. AlleGroningers, Familie Lewe, archiefnummer 547, aktenummer 547.
  34. Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, Handelingen der jaarlijksche vergadering, Leiden 1885, Mededelingen gedaan in de vergaderingen van de maatschappij der Nederlandse letterkunde te Leiden, 1885-1886, Nederlanders, Studenten te Herborn door J.G. Frederiks, p.177, (1662) nr. 175.
  35. Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, Handelingen der jaarlijksche vergadering, Leiden 1885, Mededelingen gedaan in de vergaderingen van de maatschappij der Nederlandse letterkunde te Leiden, 1885-1886, Nederlanders, Studenten te Heidelberg door mr. J. de Wal, p.141, (1663) nr. 1436.
  36. Ineke den Hollander, Lilian Eefting, Rik Klaucke, Jeff van den Buijs (2022). Een schricklijck jaer : de oorlog van 1672 in het noordoosten van de Republiek, Assen. ISBN 978-90-232-5891-9.
  37. AlleGroningers, Kerkboek 1613-1922, archiefnummer 278, inventarisnummer 1, blad 52, Gemeente: Kerkelijke gemeente Noordwolde.
  38. AlleGroningers, Ondertrouwboek 1705-1711, archiefnummer 124, Doop-, trouw- en begraafboeken enz. in de provincie Groningen, inventarisnummer 174, blad 14v, Gemeente: Kerkelijke gemeente Groningen, Periode: 1705-1711
  39. huninga (GensDataPro Site). www.nazatendevries.nl. Geraadpleegd op 14 september 2022.
  40. AlleFriezen, Verzameling Hessel de Walle, archiefnummer 0001, Inscripties en grafschriften - Hessel de Walle, aktenummer 1359, Periode: 1341-1901. [Op den 30 september] 1637 [is de hoog edel gebooren vrouwe Oedka van Sic]kin[ghe] dochter van [Warphumborgh] huisvrouwe [van de heer Poppo van Burmania in den] heere ontslapen ende leit alhier begraven
  41. Dr. P.C. Molhuysen, Prof. Dr. P.J. Blok, Dr. Fr. K.H. Kossmann, Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, Amsterdam 1974, p. 244
  42. De Friese Regimenten, Friese Nassause Regiment - kapiteins/Friese Nassause Regiment - Majoor/Hofmeester/Poppe Bockes van Burmania, Boerderijenboek Hennaarderadeel, pag. 348: HEN I 8 bls 595 (22 november)
  43. ''By de Staten Generael is de Heer Sikkinge, Capt. in 't regiment infanterye van den Luyt. Generael Wiggers, aengesteld tot Commandeur van de Langakker Schans, in plaets van wylen de Heer Wiggaerts.'' Amsterdamse courant, No. 49, Donderdaegse Courant, Nederlanden, 24 april 1738. (Delpher)
  44. AlleGroningers, Overlijdensregister 1828, aktenummer 145, Gemeente: Groningen, Periode: 1828.
  45. Harold van der Heijden, Eindspelstudies 29 – Mevr. Jowes (13 augustus 2011). Geraadpleegd op 13 december 2023.
  46. Gerard van de Aast wordt nieuwe voorzitter Raad van Commissarissen KPN; twee nieuwe leden voorgedragen. Gerard van de Aast wordt nieuwe voorzitter Raad van Commissarissen KPN; twee nieuwe leden voorgedragen. Geraadpleegd op 9 september 2022.
  47. Stichting Natuur- en MilieuPlatform Ermelo, Landgoed 's Heeren Loo. Geraadpleegd op 30 december 2023.
  48. AlleGroningers, Huwelijksregister 1854, aktenummer 206, Gemeente: Groningen, Periode: 1854.
  49. Utrechtsche Studenten-Almanak voor 1919, 97e jaargang, Utrecht 1918, Delpher
  50. Gelders Archief, 0207_4920.05 Ermelo, Geboorteregister, Aktenummer: 35, Aktedatum: 27-03-1885, Geboorte Emma Nicoline Constance Adèle Sickinghe, 26-03-1885.
  51. In veel historische documentatie rondom Groningen en Friesland vindt men de naam Sickinghe, Sickinge, Sickingha, Sickinga en Sikkinga. Een aantal leden met de achternaam 'Sickinga' vervult tussen 1450 en 1600 publieke functies te Friesland. In die periode beheerste de stad Groningen meermaals grote delen van de huidige provincie Friesland en was het geslacht Sickinghe een vooraanstaand en vermogend regentengeslacht. Aannemelijk is dan ook dat het hier om leden van hetzelfde geslacht gaat. Vast staat dat verschillende leden van het geslacht Sickinghe zichzelf Sickinga noemde en het woordje 'van' daar regelmatig aan toevoegde. Zo stond op meerdere kaarten van het beleg van Coevorden in 1672 (zie hierboven) de volgende tekst: de "Aenval van Joncker Sickinga". Jonker Sickinga is in deze bovengenoemde telg Johan Sickinghe (1649-1673), zoon van Jonckheer Feio III Sickinghe (1610-1666).
  52. Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aanteekeningen, en met bijvoeging van de wapens der onderscheidene geslachten, opgemaakt,Volume 2. Door Montanus Haan Hettema, Arent van Halmael, Hendrik van Rijn · 1846
  53. Ype Brouwers, Reid van der Ley, Douwe J. van der Meer, Pieter Nieuwland en Hein Walsweer, Genealogysk Jierboek 1994, Fryske Akademy, Ljouwert 1994, p. 46-95
  54. AlleFriezen, Verzameling Hessel de Walle, archiefnummer 0001, Inscripties en grafschriften - Hessel de Walle, aktenummer 5903, Periode: 1341-1901.
  55. J.E. van der Pluijm, Groenlo in de Tachtigjarige Oorlog, de Achterhoek als strijdtoneel, Stadsmuseum Groenlo 2009, p. 172, hoofdstuk 13.
  56. Notulen van Zeeland: Notulen van de Staten van Zeeland, 1583-1586, 1919, p. 393.
  57. Oranjewoud historie, aristocratie en adel. Geraadpleegd op 14-11-2023.
  58. drs. D.M. Bunskoeke, historie Heerenveen (2 februari 1987). Geraadpleegd op 12 december 2023.
  59. Veel straatnamen in de stad Groningen zijn vernoemd naar voormalige burgemeesters uit invloedrijke families. Onderstaande lijst toont het aantal burgemeesters dat een aantal prominente en invloedrijke geslachten aan de stad heeft geleverd: Sickinghe (12), Lewe (11), Van Iddekinge (8), Rengers (6), Wichers (4), Lohman (2), Siccama (2), Van Swinderen (2), De Ranitz (1), Van Imhoff (1), Tjarda van Starkenborgh (1), Quintus (1), Van Panhuys (1), Van Rosenthal (1), Van Ittersum (1), Van Lennep (0) en Feith (0). Hoewel naar al deze geslachten één of meerdere straten in de stad Groningen zijn vernoemd, ontbreekt een straatnaam die verwijst naar de familie Sickinghe.
Loading related searches...

Wikiwand - on

Seamless Wikipedia browsing. On steroids.

Remove ads