prijzig

Dutch

Etymology

From prijs (“price”) +‎ -ig.

Pronunciation

• IPA^(key): /ˈprɛi̯.zəx/

• Audio:

  (file)

• Rhymes: -ɛi̯zəx

Adjective

prijzig (comparative prijziger, superlative prijzigst)

1. pricey, costly

   Synonyms: aan de prijs, duur

Declension

Declension of prijzig
uninflected	prijzig
inflected	prijzige
comparative	prijziger
		positive	comparative	superlative
predicative/adverbial		prijzig	prijziger	het prijzigst het prijzigste
indefinite	m./f. sing.	prijzige	prijzigere	prijzigste
	n. sing.	prijzig	prijziger	prijzigste
	plural	prijzige	prijzigere	prijzigste
definite		prijzige	prijzigere	prijzigste
partitive		prijzigs	prijzigers	—

Derived terms

• prijzigheid