Top Qs
Timeline
Chat
Perspective
uit
From Wiktionary, the free dictionary
Remove ads
See also: uit-
Afrikaans
Alternative forms
Etymology
From Dutch uit, from Middle Dutch ute.
Pronunciation
Adverb
uit
Preposition
uit
Remove ads
Dutch
Pronunciation
Etymology 1
From Middle Dutch uut, ute, from Old Dutch ūt, from Proto-West Germanic *ūt, from Proto-Germanic *ūt. Compare West Frisian út, English out, German aus, Danish ud, Norwegian ut.
Adverb
uit
- out, from the inside to the outside
- Antonym: in
- out, off (to an extinguished or switched-off state)
- Antonym: aan
- Het vuur is uit. ― The fire is out.
- De televisie is uit. ― The television is off.
- over, finished, completely
- Het spel is uit. ― The game is over.
- Zij las het boek helemaal uit. ― She read the book completely.
Derived terms
adverbs
nouns
verbs
- uitademen
- uitbadgen
- uitbakenen
- uitbakken
- uitbalanceren
- uitbannen
- uitbarsten
- uitbaten
- uitbazuinen
- uitbeelden
- uitbeitelen
- uitbellen
- uitbenen
- uitbesteden
- uitbetalen
- uitbieden
- uitbijten
- uitblazen
- uitblijven
- uitblinken
- uitbloeien
- uitblussen
- uitbodemen
- uitboeken
- uitboeten
- uitbollen
- uitboren
- uitborstelen
- uitbotten
- uitbouwen
- uitbraden
- uitbranden
- uitbreiden
- uitbreken
- uitbrengen
- uitbroeden
- uitbruisen
- uitbrullen
- uitbuigen
- uitbuiken
- uitbuiten
- uitbulderen
- uitburgeren
- uitchecken
- uitcijferen
- uitdagen
- uitdampen
- uitdeinen
- uitdelen
- uitdelgen
- uitdelven
- uitdenken
- uitdeuken
- uitdienen
- uitdiepen
- uitdijen
- uitdoen
- uitdokteren
- uitdossen
- uitdoven
- uitdraaien
- uitdragen
- uitdrijven
- uitdrinken
- uitdrogen
- uitdruipen
- uitdrukken
- uitdruppen
- uitduiden
- uitdunnen
- uitduwen
- uiten
- uiteten
- uitfaden
- uitfaseren
- uitfilteren
- uitfloepen
- uitfluiten
- uitfoeteren
- uitfrezen
- uitgaan
- uitgalmen
- uitgeven
- uitgieren
- uitgieten
- uitgillen
- uitglijden
- uitglippen
- uitgloeien
- uitgommen
- uitgooien
- uitgraven
- uitgroeien
- uitgummen
- uithakken
- uithalen
- uithangen
- uitharden
- uithebben
- uithelpen
- uithijgen
- uithoesten
- uithollen
- uithongeren
- uithoren
- uithouden
- uithouwen
- uithuilen
- uithuwelijken
- uitjoelen
- uitjouwen
- uitjubelen
- uitkafferen
- uitkakken
- uitkammen
- uitkappen
- uitkauwen
- uitkeren
- uitkerven
- uitkienen
- uitkieperen
- uitkiezen
- uitkijken
- uitkippen
- uitklappen
- uitklaren
- uitkleden
- uitklimmen
- uitklinken
- uitklokken
- uitkloppen
- uitknijpen
- uitknippen
- uitknobbelen
- uitknobelen
- uitkoken
- uitkomen
- uitkopen
- uitkotsen
- uitkraaien
- uitkrabben
- uitkramen
- uitkrassen
- uitkreten
- uitkrijgen
- uitkrijten
- uitkristalliseren
- uitkuisen
- uitlachen
- uitladen
- uitlaten
- uitleasen
- uitleggen
- uitleiden
- uitlekken
- uitlenen
- uitlepelen
- uitleven
- uitleveren
- uitlezen
- uitlichten
- uitliggen
- uitlijnen
- uitlikken
- uitloggen
- uitlokken
- uitlopen
- uitloten
- uitloven
- uitluiden
- uitluisteren
- uitmaken
- uitmalen
- uitmasseren
- uitmelken
- uitmergelen
- uitmesten
- uitmeten
- uitmiddelen
- uitmijnen
- uitmonden
- uitmonsteren
- uitmoorden
- uitmunten
- uitnodigen
- uitnullen
- uitnutten
- uitoefenen
- uitonderhandelen
- uitontwikkelen
- uitpakken
- uitparkeren
- uitpeilen
- uitpersen
- uitpeuteren
- uitpikken
- uitplaatsen
- uitplanten
- uitpluizen
- uitplukken
- uitplunderen
- uitpoepen
- uitpoetsen
- uitpolderen
- uitpompen
- uitpraten
- uitprepareren
- uitprikken
- uitprinten
- uitproberen
- uitproesten
- uitpuffen
- uitpuilen
- uitpunten
- uitpuren
- uitputten
- uitpuzzelen
- uitrafelen
- uitraken
- uitrangeren
- uitregenen
- uitreiken
- uitrekenen
- uitrekken
- uitrennen
- uitrichten
- uitrijden
- uitrijzen
- uitroeien
- uitroken
- uitrollen
- uitroosteren
- uitruilen
- uitruimen
- uitrukken
- uitrusten
- uitruziën
- uitschaatsen
- uitschakelen
- uitschateren
- uitscheiden
- uitschelden
- uitschenken
- uitscheppen
- uitscheren
- uitscheuren
- uitschieten
- uitschijnen
- uitschijten
- uitschoppen
- uitschrapen
- uitschreeuwen
- uitschreien
- uitschrijven
- uitschudden
- uitschuiven
- uitschuren
- uitselecteren
- uitserveren
- uitsijpelen
- uitslaan
- uitslapen
- uitslepen
- uitslieren
- uitslijpen
- uitslijten
- uitslopen
- uitsloven
- uitsluipen
- uitsluiten
- uitslurpen
- uitsmelten
- uitsmeren
- uitsmijten
- uitsnijden
- uitsoppen
- uitsorteren
- uitspannen
- uitsparen
- uitspatten
- uitspelen
- uitspellen
- uitspinnen
- uitspitten
- uitsplitsen
- uitspoelen
- uitspoken
- uitspreiden
- uitspreken
- uitspringen
- uitspruiten
- uitspugen
- uitspuiten
- uitspuwen
- uitstaan
- uitstallen
- uitstansen
- uitstappen
- uitsteken
- uitstellen
- uitstempelen
- uitsterven
- uitstijgen
- uitstippelen
- uitstoffen
- uitstomen
- uitstormen
- uitstorten
- uitstoten
- uitstralen
- uitstrekken
- uitstrijken
- uitstromen
- uitstrooien
- uitstulpen
- uitsturen
- uittekenen
- uittellen
- uitteren
- uittesten
- uittikken
- uittillen
- uittorenen
- uittornen
- uittrappen
- uittreden
- uittrekken
- uittypen
- uitvaardigen
- uitvagen
- uitvallen
- uitvangen
- uitvaren
- uitvechten
- uitvegen
- uitventen
- uitverdedigen
- uitvergroten
- uitverkiezen
- uitverkopen
- uitvertellen
- uitveteren
- uitvieren
- uitvinden
- uitvinken
- uitvissen
- uitvlaggen
- uitvlakken
- uitvliegen
- uitvloeien
- uitvloeken
- uitvlooien
- uitvoegen
- uitvoeren
- uitvogelen
- uitvorsen
- uitvouwen
- uitvragen
- uitvreten
- uitvriezen
- uitvullen
- uitwaaien
- uitwaaieren
- uitwalsen
- uitwandelen
- uitwasemen
- uitwassen
- uitwateren
- uitwegen
- uitweiden
- uitweken
- uitwerken
- uitwerpen
- uitwieden
- uitwiesen
- uitwijden
- uitwijken
- uitwijzen
- uitwinnen
- uitwinteren
- uitwippen
- uitwisselen
- uitwoeden
- uitwonen
- uitwrijven
- uitwringen
- uitwuiven
- uitzaaien
- uitzagen
- uitzakken
- uitzeilen
- uitzenden
- uitzetten
- uitzieken
- uitzien
- uitziften
- uitzingen
- uitzitten
- uitzoeken
- uitzonderen
- uitzoomen
- uitzuigen
- uitzuiveren
- uitzwaaien
- uitzwavelen
- uitzwemmen
- uitzwenken
- uitzweren
- uitzwermen
- uitzwerven
- uitzweten
other
- over en uit
- punt uit
Preposition
uit
Declension
Pronominal adverbs of uit
Derived terms
Descendants
See also
Etymology 2
See the etymology of the corresponding lemma form.
Verb
uit
- inflection of uiten:
Remove ads
Finnish
Pronunciation
Verb
uit
Anagrams
Greenlandic
Noun
uit
Haitian Creole
Pronunciation
Numeral
uit
Old French
Etymology
Pronunciation
Numeral
uit
Descendants
Romanian
Verb
uit
Wikiwand - on
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.
Remove ads