cover image

Cytosol

intracellulaire vloeistof / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Het cytosol, ook wel de intracellulaire vloeistof genoemd, is de waterige grondvloeistof van een levende cel. In het cytosol bevinden zich ionen, eiwitten, en andere organische moleculen die nodig zijn voor de structuur en de fysiologie van de cel.[1]

lossy-page1-260px-2005_Biosites-cytoplasm.tif.jpg
Illustratie van het cytosol door biochemicus David Goodsell. Zichtbaar is een microtubulus die versnippert, een intermediair filament en twee microfilamenten. De grote paarse moleculen zijn ribosomen, bezig met de aanmaak van polypeptiden.
Celbiologie
De dierlijke cel
Animal Cell
Componenten van een dierlijke cel:
  1. Nucleolus
  2. Celkern
  3. Ribosoom (blauwe puntjes)
  4. Vesikel
  5. Ruw endoplasmatisch reticulum
  6. Golgicomplex
  7. Cytoskelet
  8. Glad endoplasmatisch reticulum
  9. Mitochondrion
  10. Vacuole
  11. Cytosol
  12. Lysosoom
  13. Centrosoom
  14. Celmembraan
Portaal  Portaalicoon  Biologie

Het cytosol maakt het deel uit van het cytoplasma, waartoe ook de verschillende organellen zoals het cytoskelet behoren. Het cytosol is dus een vloeibare matrix waarin de organellen zijn ingebed, en het cytoplasma verwijst naar de hele celinhoud, exclusief de celkern.[2] In prokaryoten vinden vrijwel alle stofwisselingsreacties plaats in het cytosol. Bij eukaryotische cellen – de cellen van planten, dieren en schimmels – vinden stofwisselingsreacties plaats in zowel het cytosol (bijvoorbeeld de glycolyse) als binnen de organellen (bijvoorbeeld de citroenzuurcyclus in mitochondriën).

Het cytosol is een complex mengsel van opgeloste organische stoffen. Water is het hoofdbestanddeel van het cytosol. De concentraties van ionen zoals natrium en kalium zijn in het cytosol anders dan in de extracellulaire vloeistof; dit verschil in concentratie is van belang bij verschillende processen waaronder osmoregulatie, signaaltransductie en het genereren van een membraanpotentiaal.