
Cytosol
intracellulaire vloeistof / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Het cytosol, ook wel de intracellulaire vloeistof genoemd, is de waterige grondvloeistof van een levende cel. In het cytosol bevinden zich ionen, eiwitten, en andere organische moleculen die nodig zijn voor de structuur en de fysiologie van de cel.[1]

Celbiologie |
---|
De dierlijke cel |
![]() |
Componenten van een dierlijke cel: |
Portaal ![]() |
Het cytosol maakt het deel uit van het cytoplasma, waartoe ook de verschillende organellen zoals het cytoskelet behoren. Het cytosol is dus een vloeibare matrix waarin de organellen zijn ingebed, en het cytoplasma verwijst naar de hele celinhoud, exclusief de celkern.[2] In prokaryoten vinden vrijwel alle stofwisselingsreacties plaats in het cytosol. Bij eukaryotische cellen – de cellen van planten, dieren en schimmels – vinden stofwisselingsreacties plaats in zowel het cytosol (bijvoorbeeld de glycolyse) als binnen de organellen (bijvoorbeeld de citroenzuurcyclus in mitochondriën).
Het cytosol is een complex mengsel van opgeloste organische stoffen. Water is het hoofdbestanddeel van het cytosol. De concentraties van ionen zoals natrium en kalium zijn in het cytosol anders dan in de extracellulaire vloeistof; dit verschil in concentratie is van belang bij verschillende processen waaronder osmoregulatie, signaaltransductie en het genereren van een membraanpotentiaal.