Didachè
vroeg-christelijk geschrift / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
De Didachè (Grieks: Διδαχή, "onderricht", "onderwijzing") is een vroeg-christelijk geschrift, gerekend tot de apostolische vaders. De tekst werd ontdekt in 1873 in het Heilig Grafklooster in Constantinopel door aartsbisschop Philotheos Bryennios en in 1887 overgebracht naar de bibliotheek van het Grieks-orthodox patriarchaat van Jeruzalem geregistreerd als Codex Hierosolymitanus 54.
In eerste instantie werd het gedateerd op de eerste helft van de 2e eeuw,[1] maar onderzoek in de 21e eeuw heeft geleid tot consensus onder onderzoekers dat het werk in de tweede helft van de 1e eeuw in het Grieks werd geschreven door een onbekende auteur.[2]
De Didachè wordt beschouwd als de vroegste "apostolische" instructies op ethisch gebied, liturgie en wat later canoniek recht zou worden genoemd.[3] Het schildert gedetailleerd en kleurrijk het leven en de organisatie van de joods-christelijke kerk[2] en hoe zij hun gebruiken aanpasten voor de heidense christenen.[4] Steeds meer onderzoekers raken er van overtuigd dat de tekst wel eens de eerste getuigenis bevat van een catechese voor de proselieten en daarmee ouder kan zijn dan gedacht. Dat verklaart ook de overeenkomst tussen dit geschrift en het evangelie van Matteüs.[bron?]
In de eerste na-Bijbelse fase van het christendom werd in de liturgie ook uit de Didachè gelezen. Bij de vaststelling van de canon van het Nieuwe Testament (Athanasius van Alexandrië, 367, bekrachtigd tijdens het derde concilie van Carthago, 397) werd de Didachè niet opgenomen. Het eerder populaire geschrift raakte in de vergetelheid.