Evenwijdig
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
In de euclidische meetkunde heten twee lijnen, twee vlakken of een lijn en een vlak evenwijdig of parallel als zij overal even ver ('even wijd') van elkaar verwijderd zijn. Om aan te geven dat twee lijnen, een lijn en een vlak of twee vlakken evenwijdig zijn, wordt het teken gebruikt. Als de twee lijnen
en
evenwijdig zijn, wordt dat genoteerd als
. Als een van de weinige West-Europese talen heeft het Nederlands voor evenwijdig een eigen woord, bedacht door Simon Stevin (1548-1620). Andere West-Europese talen hebben meestal een woord dat van het Oudgriekse παράλληλος, par-allè-los, parallel, komt, dat 'naast elkaar' betekent.[1]