Loading AI tools
voetbalclub uit België Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
Royal Sporting Club Anderlecht (of simpelweg RSC Anderlecht) is een Belgische voetbalclub uit Brussel, meer bepaald uit de Brusselse gemeente Anderlecht. De club werd opgericht op 27 mei 1908 en is bij de Voetbalbond aangesloten met stamnummer 35.
RSC Anderlecht | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Naam | Royal Sporting Club Anderlecht | |||||
Bijnaam | Paars-wit, Sporting, Mauve et blanc, Les Mauves | |||||
Stamnummer | 35 | |||||
Opgericht | 27 mei 1908 | |||||
Plaats | Anderlecht, Brussel | |||||
Stadion | Lotto Park | |||||
Capaciteit | 22.500 | |||||
Voorzitter | Wouter Vandenhaute | |||||
Eigenaar | Marc Coucke | |||||
Algemeen directeur | Olivier Renard (Sport) Kenneth Bornauw (Non-sport) | |||||
Sportief directeur | Mikkel Hemmersam[1] | |||||
Trainer | David Hubert | |||||
(Hoofd)sponsor | CANDRIAM & DVV[2] | |||||
Competitie | Eerste klasse A | |||||
Website | Officiële website | |||||
| ||||||
2023/24 | ||||||
|
De ploeg heeft paars-wit als clubkleuren en speelt zijn thuiswedstrijden in het Lotto Park waar er plaats is voor 22.500 toeschouwers.
RSC Anderlecht speelt sinds 1935 onafgebroken in de Eerste Klasse en won sindsdien al vierendertig keer de landstitel, negen keer de Beker van België en tien keer de Belgische Supercup.
Het won ook vijf Europese bekers: twee keer de Europacup II, twee keer de UEFA Super Cup en een keer de UEFA Cup. Het is hiermee, samen met KV Mechelen, een van de twee Belgische clubs die een of meer Europese titels wisten te behalen. RSC Anderlecht is ook een van de stichtende leden van de ECA (European Club Association).
Sinds 28 maart 2018 is Marc Coucke eigenaar van de club, hij nam de fakkel over van Roger Vanden Stock. Coucke was sinds 28 maart ook voorzitter van de club, maar gaf op 28 mei 2020 die positie door aan Wouter Vandenhaute. RSC Anderlecht is sinds 2010 een naamloze vennootschap.
De beloftes spelen onder de naam RSCA Futures in Eerste klasse B.
In mei 1908 dook het plan om in Anderlecht een voetbalclub op te richten voor het eerst op. Charles Roos, Henri Roos, Maurice Kelchtermans, Anatole De Cuyper, Camille De Cuyper, Antoine Suys, Emile Suys, Emile Dietens, Pierre Dietens, Michel Hames, Leopold Hames, Albert Van Roye, Paul Arnold, Paul Trion, Edgard Debock, Jean Schneider, Gaston Versé en Guillaume Vandenhoof bespraken het idee in café Concordia. De aanleiding voor de oprichting van een nieuwe club was de zege van Léopold Football Club, een club uit de buurgemeente Ukkel, tegen het Engelse Queens Park Rangers.
Enkele weken nadien, op 27 mei 1908, werd 'Sporting Club Anderlechtois' opgericht. Vervolgens verzamelden de Anderlechtse jongeren geld in om een bal en truitjes te kunnen kopen. Het inschrijvingsgeld bedroeg in die dagen 3,00 BEF per trimester. Het eerste veld werd gekozen door mede-oprichter Charles Roos en bevond zich in de wijk Scheut. Roos werd ook verkozen tot eerste voorzitter, terwijl Michel Hames de eerste secretaris van de club werd.
De clubkleuren werden paars en wit, want dat waren de kleuren van de bloemen die de koets van Koning Elisabeth, die toen aan de gemeente een bezoek bracht, sierden. De eerste outfits bestonden uit een witte broek en een paars-witte trui.
Enkele dagen na de oprichting van de club begon Anderlecht aan zijn eerste wedstrijden. Het ging om louter vriendschappelijke wedstrijden tegen andere clubs uit de regio. Het succes van die wedstrijden zette het bestuur er een jaar later toe aan om de club aan te sluiten bij de Union Belge des Sociétés de Sports Athlétiques (UBSSA), een Belgische sportbond die later opsplitste in onder meer de Koninklijke Belgische Voetbalbond (KBVB). Anderlecht sloot zich op 8 april 1909 aan bij de bond en kreeg stamnummer 35.
De club ging van start in 3e Gewestelijke Brabant, een provinciale reeks. In geen tijd groeide het aantal spelers van Anderlecht. Heel wat voetballers van Union Sint-Gillis stapten in die periode over naar Anderlecht, dat ook een eerste jeugdploeg oprichtte. De groei van de club werd verder gestimuleerd door Emile Versé, vader van mede-oprichter Gaston Versé. Hij investeerde in de begindagen 10.000 BEF en liet de club verhuizen naar het voetbalterrein in de Verheydenstraat (die nu de Demosthenesstraat heet). De prijs van een toegangskaart varieerde toen tussen 10 en 12,5 cent. Een thuiswedstrijd werd bijgewoond door ±2500 supporters. Op 9 september 1909 speelde Anderlecht zijn eerste officiële wedstrijd. Het verloor toen met 1-0 van Merlo. Anderlecht eindigde dat seizoen als derde in de competitie, maar mocht wegens goede prestaties toch promoveren van de voetbalbond. In 1911 werd Charles Roos als voorzitter opgevolgd door Theo Verbeeck.
In 1913 maakte Anderlecht, na een succesvolle eindronde, de overstap naar de nationale reeksen. De club promoveerde naar de Eerste Afdeling, de huidige Tweede Klasse. Het eerste seizoen in de Eerste Afdeling sloot Anderlecht af als vierde én met winst. Voor het eerst hield de club na afloop van een seizoen geld over. De winst bedroeg 709,47 BEF.
Een jaar later brak de Eerste Wereldoorlog uit en werden meer dan dertig leden van de club opgeroepen om mee te strijden. Vijftien spelers verloren tijdens de oorlog het leven. Er vond geen officiële competitie plaats tijdens de oorlog, maar er werd wel een noodcompetitie georganiseerd. Daarin werd Anderlecht tweede. Pas in 1919 werd er opnieuw een officiële competitie in het leven geroepen. Anderlecht vertoefde net als voor de oorlog nog steeds in de Eerste Afdeling, maar was wel van terrein veranderd. Voortaan werkte de club zijn wedstrijden af in het Meirpark (dat later veranderde in het Astridpark). De verandering van locatie werd gesteund door het gemeentebestuur, dat 7.000 BEF investeerde in een nieuw stadion. Het Emile Verséstadion werd genoemd naar de vroegere geldschieter van de club.
In 1921 dwong Anderlecht voor het eerst de promotie naar de Ere Afdeling af. Ondanks de aanwezigheid van goaltjesdief Ferdinand "Cassis" Adams en de talentrijke doelman Jean Caudron kon Anderlecht het niet langer dan twee seizoenen volhouden op het hoogste niveau. De club zakte in 1923 terug naar de Eerste Afdeling, waar het meteen weer kampioen speelde. Anderlecht was in die dagen een liftploeg die voortdurend afwisselde tussen de Ere en Eerste Afdeling. Enkele spelers werden toen ook voor de eerste keer geselecteerd voor de nationale ploeg van België.
Exact tien jaar na de eerste promotie degradeerde Anderlecht opnieuw terug naar de Eerste Afdeling. Deze keer duurde het verblijf in de op een na hoogste voetbaldivisie van het land vier jaar. Anderlecht sloot het seizoen 1934/35 af als kampioen en promoveerde zo voor de laatste keer naar de Ere Afdeling. Gewezen toppers als Cassis Adams en Caudron waren niet meer van de partij, zij hadden plaatsgemaakt voor nieuwe spelers als Arnould Deraeymaeker, Constant Vanden Stock en Albert Mettens.
Onder het goedkeurend oog van voorzitter Theo Verbeeck kon Anderlecht zich goed handhaven in de Ere Afdeling. De club veranderde van een staartploeg in een stevige middenmoter onder impuls van de Ierse coach Ernest Smith. Begin jaren 40 zocht Anderlecht zelfs aansluiting bij de top, die toen bestond uit Antwerpse clubs als Antwerp, Lierse, Beerschot en Brusselse clubs als Union en Daring Club de Bruxelles. De ommekeer kwam er in 1942 met de transfer van Jef Mermans. Anderlecht plukte de aanvaller voor een recordbedrag van 100.000 BEF weg bij Tubantia Borgerhout. Het was een transfer die de club zich niet beklaagde. Mermans werd de topschutter van de ploeg en loodste Anderlecht in 1944 naar de tweede plaats achter toenmalig landskampioen Antwerp.
Trainer Smith keerde na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog terug naar zijn geboorteland. Bovendien werd in het seizoen 1944/45, net als in 1939/40, de competitie onderbroken. Door de oorlog kon er niet in normale omstandigheden gevoetbald worden. Sportief gezien een jammere zaak voor paars-wit, want de club stond aan de leiding toen de competitie in 1945 werd afgelast.
Na de Tweede Wereldoorlog werd de Belgische competitie opnieuw opgestart. Anderlecht veroverde de derde plaats en werd een jaar later voor de eerste keer in de geschiedenis van de club landskampioen. Paars-wit sloot het seizoen 1946/47 bovendien af met 112 gescoorde doelpunten, een absoluut record. Het team rekende in die dagen op sterkhouders als Mermans, die dat jaar ook voor het eerst topschutter werd in de Belgische competitie, doelman Henri Meert en aanvaller Hippolyte Van den Bosch, en werd geleid door de onbekende Franse trainer Georges Périno. De Fransman werd later opgevolgd door Smith, die na de oorlog was teruggekeerd naar België. Hij veroverde met Anderlecht een tweede en derde landstitel, maar moest dan plaatsmaken voor de Engelse trainer Bill Gormlie, die toen ook bondscoach van België was.
Gormlie vond in 1950 de weg naar het Astridpark, een jaar voor voorzitter Theo Verbeeck overleed en werd opgevolgd door Albert Roosens. De jaren 50 werden al snel een succesvolle periode voor de club. Vanaf 1954 won paars-wit drie keer op rij de titel. Verbeeck vormde Anderlecht om tot een Belgische topclub. Hij verbouwde het stadion en liet een grote lichtinstallatie plaatsen. De eerste stadionverlichting werd in 1954 ingehuldigd in een galawedstrijd tegen het Argentijnse Racing Club Buenos Aires. Paars-wit speelde in die dagen ook voor het eerst in het buitenland. Anderlecht werkte oefenwedstrijden af in de Sovjet-Unie en Congo.
De titel van 1955 leverde Anderlecht een plaats op in de allereerste Europacup I. De Europese tegenstanders bleken echter te hoog gegrepen. Het Hongaarse Vörös Lobogó SE schakelde Anderlecht meteen uit met zware cijfers. Een jaar later ging paars-wit zelfs met 10-0 de boot in tegen Manchester United. In eigen land kreeg Jef Jurion in 1957 de Gouden Schoen, hoewel Anderlecht ook daar steeds meer concurrentie kreeg. Standard de Liège stak in 1958 de kop op en veroverde zijn eerste titel. Het was het begin van een toen nog prille rivaliteit tussen beide clubs. Een jaar later loodste Gormlie de club naar een nieuwe titel, hetgeen het bestuur niet belette om hem enkele maanden later aan de deur te zetten. Hulptrainer Arnould Deraeymaeker sprong voor het eerst in als interim-coach en liet de 16-jarige Paul Van Himst debuteren.
Zoals Gormlie de jaren 50 had gedomineerd, zo beïnvloedde de Corsicaanse trainer Pierre Sinibaldi het volgende decennium. Sinibaldi werd in 1960 aangenomen als coach en liet meteen merken dat hij een strateeg was. Hij introduceerde het 4-2-4-systeem waarmee Brazilië twee jaar eerder wereldkampioen was geworden. Het aanvallende spel werd gedragen door talentrijke spelers als Van Himst, Jef Jurion, Wilfried Puis, Martin Lippens en Jacques Stockman en later ook Jan Mulder. Zij veroverden in vijf seizoenen vier keer de titel. In 1965 won Anderlecht bovendien ook voor het eerst de Beker van België.
De Europese campagne van Anderlecht was het grootste verschil tussen Sinibaldi en Gormlie. Anderlecht, dat in de jaren 50 nooit verder dan de eerste ronde van de Europacup I was geraakt, schakelde in 1962 het grote Real Madrid uit na onder meer een prachtig afstandsschot van Jurion, die later dan ook de bijnaam Mister Europe kreeg. Anderlecht sneuvelde dat jaar uiteindelijk pas in de kwartfinale tegen het Schotse Dundee FC. Een resultaat dat Anderlecht twee jaar later nog eens overdeed. Real Madrid nam toen wraak voor de uitschakeling van 1962.
Anderlecht had een ijzersterke thuisreputatie maar kon op verplaatsing bijna nooit winnen van Europese tegenstanders. In 1966 werd Sinibaldi vervangen door toenmalig Beerschot-trainer András Béres. Hij trok de lijn door en veroverde met Anderlecht een vierde titel op rij. De club benaderde zo het record van Union Sint-Gillis. Het volgende seizoen werd hij echter ontslagen en vervangen door hulptrainer Deraeymaeker. Hij werd eveneens kampioen met Anderlecht en brak zo het meer dan 60 jaar oude record van Union.
In 1968 haalde Anderlecht de Roemeen Norberto Höfling aan boord. Paars-wit zette hem na enkele maanden aan de deur en haalde Pierre Sinibaldi, de architect van het Anderlecht van de jaren 60, terug naar het Emile Verséstadion.
Sinibaldi kon in de competitie zijn grote successen niet meer evenaren. De club werd in eigen land voorbijgestreefd door Standard, dat onder leiding van middenvelder Wilfried Van Moer drie keer op rij de titel veroverde. In Europa slaagde hij er nochtans wel in om te schitteren. Sinibaldi loodste Anderlecht in de Jaarbeursstedenbeker van het seizoen 1969/70 voorbij Internazionale en Newcastle United. De ploeg van Sinibaldi haalde zelfs voor het eerst een Europese finale, die toen nog over twee wedstrijden verdeeld werd. Anderlecht won thuis overtuigend met 3-1 van Arsenal, maar ging in Engeland met 3-0 onderuit.
Een jaar na de verloren finale nam oud-speler Constant Vanden Stock de functie van voorzitter over van Albert Roosens. Vanden Stock was op dat ogenblik de eigenaar van brouwerij Belle-Vue. Hij had in het voetbalmilieu ervaring opgedaan als selectieheer van de nationale ploeg en als bestuurder van Club Brugge. Hij was vastbesloten om van Anderlecht een Europese topclub te maken. Hij nam de Nederlandse aanvaller Rob Rensenbrink vanuit Brugge mee en zette Sinibaldi aan de deur. Vanden Stock wilde afstappen van het inmiddels achterhaalde 4-2-4-systeem, maar dat zag de Corsicaan niet zitten.
Daarom werd de ambitieuze Duitser Georg Kessler als zijn vervanger aangetrokken. Kessler was de gewezen bondscoach van Oranje en stond erom bekend erg gedisciplineerd te zijn. Kessler zou later, tussen half 1978 en half 1982 coach zijn van het toen zo succesvolle AZ'67 uit Alkmaar. Hij matte de ploeg van Anderlecht op trainingen regelmatig af, maar veroverde in zijn eerste seizoen 1971/72 wel de Dubbel. Jan Mulder vond de aanpak maar niets en verhuisde in juni 1972 naar Ajax. Toen ook andere spelers de methodes van de Duitser in vraag begonnen te stellen, werd Kessler ontslagen.
De club veranderde onder Constant Vanden Stock volledig. Bijna alle spelers die in de jaren 60 tot de top behoorden, waren zo goed als verdwenen. Enkel Paul Van Himst bleef ook begin jaren 70 in Anderlecht. Het nieuwe team bestond in die periode uit heel wat jonge spelers als Rensenbrink, Gilbert Van Binst, Ludo Coeck, Hugo Broos en François Van der Elst.
Midden jaren 70 ging RSC Anderlecht op zoek naar de aansluiting bij de Europese top. Urbain Braems werd met Anderlecht kampioen in 1974 en bereikte een jaar later de kwartfinale van de Europacup I. Dat resultaat verdween volledig in de schaduw van wat zijn excentrieke opvolger, de Nederlander Hans Croon, een seizoen later presteerde. De erg bijgelovige Croon loodste Anderlecht in de Finale van Europacup II in 1976 voor het eerst sinds 1970. Een zenuwachtig Anderlecht kwam in de finale 0-1 achter tegen West Ham United, maar won uiteindelijk na twee doelpunten van zowel Rensenbrink als Van der Elst met 4-2.
De eerste Europese trofee was een feit, maar toch was Anderlecht de Nederlandse coach liever kwijt dan rijk. Croon vertrok en werd vervangen door Raymond Goethals, die Vanden Stock nog kende van bij de nationale ploeg. Goethals zette met Anderlecht alles op Europa. De club moest in die dagen in de nationale competitie zijn meerdere erkennen in het Club Brugge van succescoach Ernst Happel, maar kon zich in Europa wel meten met de besten. Anderlecht won op 30 augustus 1976 de UEFA Super Cup door thuis met 4-1 te winnen van het Bayern München van Franz Beckenbauer en Karl-Heinz Rummenigge. Het bereikte later dat seizoen ook opnieuw de finale van de Europacup II. Maar ditmaal moest paars-wit het onderspit delven tegen het Hamburger SV van Manfred Kaltz, Felix Magath en Arno Steffenhagen.
De inbreng van Nederlanders als Rob Rensenbrink, Arie Haan, Jan Ruiter en Peter Ressel. Haan was op het veld een natuurlijke leider, terwijl Rensenbrink, die in 1976 de Gouden Schoen in ontvangst mocht nemen, met zijn flitsen een wedstrijd kon bepalen. De twee loodsten Anderlecht in 1978 naar een derde Europese finale op rij. RSC Anderlecht stond in het Parc des Princes tegenover het Oostenrijkse Austria Wien, dat Herbert Prohaska en Felix Gasselich in de ploeg had, en won met maar liefst 4-0. Enkele maanden later mocht paars-wit opnieuw opdraven in de UEFA Super Cup 1978. Liverpool FC, dat enkele maanden voordien in de finale van de Europacup I Club Brugge had uitgeschakeld, ging in Anderlecht met 3-1 onderuit en kon in eigen huis de schade niet herstellen. Anderlecht veroverde zo zijn vierde Europese trofee in drie jaar tijd.
Vanaf 1980 bouwde de club aan een nieuwe ploeg die het succes van de jaren 70 moest evenaren. Om te beginnen haalde Constant Vanden Stock RWDM-manager Michel Verschueren naar het Astridpark. Verschueren, die in de jaren 60 nog als conditietrainer bij Anderlecht had gewerkt, zorgde voor meer professionalisme binnen de club. Onder zijn impuls werd het Emile Verséstadion begin jaren 80 gerenoveerd en uitgebreid. Het Constant Vanden Stockstadion, zoals het voortaan heette, beschikte over business seats en loges en was gebaseerd op moderne, Amerikaanse stadions. Een unicum op het Europese vasteland. Het deels vernieuwde stadion werd ingehuldigd met een galamatch tegen het FC Barcelona van Diego Maradona.
Op sportief vlak haalde Anderlecht Tomislav Ivić aan boord. De Kroaat was een meester-tacticus en hield er niet van als spelers niet in het gareel liepen. Hij zag hoe Rensenbrink, Van Binst, Van der Elst en Nico de Bree, spelers die symbool stonden voor de successen van de jaren 70, andere oorden opzochten. Het was een aderlating die Verschueren opving door de komst van libero Morten Olsen, Henrik Andersen en Juan Lozano. Paars-wit werd in zijn eerste seizoen onder Ivić meteen kampioen en mocht een jaar later voor het eerst sinds 1975 nog eens deelnemen aan de Europacup I.
Onder leiding van Ivić kon Anderlecht in 1982 doorstoten tot de halve finale van de Europacup I. Daarin verloor het nipt van Aston Villa, de latere winnaar van Europacup I. Het was een van de grootste sportieve ontgoochelingen van Constant Vanden Stock. In eigen land ging de landstitel dat seizoen naar Standard, waar oud-trainer Raymond Goethals en oud-speler Arie Haan toen het mooie weer maakten. Het bestuur haalde vervolgens het spitsenduo van de nationale ploeg en een reeks Scandinavische talenten naar het Constant Vanden Stockstadion: Erwin Vandenbergh, Alex Czerniatynski, Kenneth Brylle, Arnór Guðjohnsen, Frank Arnesen en Per Frimann. Maar ook na hun komst raakte Anderlecht niet voorbij Standard. De club ontsloeg Ivić en stelde Paul Van Himst als zijn opvolger aan. Clubicoon Van Himst gaf de spelersgroep meer ruimte en vrijheid en dat leverde meteen resultaat op. Terwijl Standard met de titel ging lopen, plaatste Anderlecht zich voor de finale van de UEFA Cup. Anderlecht haalde het in twee wedstrijden tegen het Portugese Benfica, onder meer dankzij een doelpunt van de geniale Juan Lozano.
Van Himst, die als speler nooit een Europese trofee had veroverd, leek als coach op weg om er twee op rij in de wacht te slepen. Een jaar na de zege tegen Benfica stond Anderlecht opnieuw in de finale van de UEFA Cup. Anderlecht had in de halve finale Nottingham Forest uitgeschakeld (de terugwedstrijd bleek later omgekocht te zijn door Constant Vanden Stock in de omkoopzaak Anderlecht-Nottingham Forest) en stond een ronde later tegenover het eveneens Engelse Tottenham Hotspur. Van Himst zag een tweede UEFA Cup uiteindelijk na strafschoppen aan zijn neus voorbijgaan. In het seizoen 1985/1986 bereikte Anderlecht opnieuw de halve finale van de Europacup I. Paars-wit verloor de terugwedstrijd in en tegen Steaua Boekarest waardoor het een droomfinale tegen FC Barcelona misliep
Eind jaren 80 kende het Belgische voetbal een terugval. Het omkoopschandaal Standard-Waterschei had heel wat zwartgeldcircuits aan het licht gebracht. Verscheidene clubs, waaronder Anderlecht, verkeerden in die periode dan ook in financiële moeilijkheden. Bovendien had paars-wit enkele jaren eerder nog zwaar geïnvesteerd in een nieuw stadion. Heel wat belangrijke spelers werden voor grote bedragen verkocht, met een sportieve terugval als gevolg.
Trainer Arie Haan vroeg in 1987 na het vertrek van Juan Lozano, Frank Vercauteren en Enzo Scifo begrijpelijk om grote versterking. Maar het bestuur ging niet in op zijn vraag. Haan werd aan de deur gezet en vervangen door de onervaren Georges Leekens, die het team ook niet op de rails kreeg. De ploeg bestond toen uit onder anderen Georges Grün, Stephen Keshi, Adri van Tiggelen en de nog jonge Luc Nilis. Terwijl Anderlecht zijn draai moeilijk vond, moest het de concurrentie aangaan met het opkomende KV Mechelen van toenmalig voorzitter John Cordier. KV Mechelen won in die periode de titel, de Beker van België, de Europacup II en de UEFA Super Cup. Daar kon zelfs de terugkeer van Raymond Goethals eind jaren 80 niets aan veranderen. Ook de belangrijke investeringen in de verdere renovatie van het stadion zorgden mee voor de sportieve terugval.
Een aantal talentvolle spelers werden aangetrokken of heropgevist (Milan Jankovic, Luis Oliveira en Charly Musonda), maar voorzitter Vanden Stock duldde het succes van KV Mechelen niet langer. Hij tastte diep in de geldbuidel en ging de concurrentie aan met Cordier, de rijke mecenas van Mechelen. Ook de nieuwe inkomsten uit de verhuur van de nieuwe loges en business-seats zorgden voor een financiële boost ten opzichte van de concurrentie. Constant Vanden Stock kocht Marc Degryse voor 90 miljoen BEF (zo'n €2,25 miljoen)[3] bij Club Brugge, Danny Boffin bij FC Luik, Marc Van Der Linden bij Antwerp FC, Michel De Wolf bij KV Kortrijk, en haalde bij KV Mechelen de Nederlandse trainer Aad de Mos weg.
Later maakten spelers als Bruno Versavel, Marc Emmers en Philippe Albert dezelfde overstap. Anderlecht zou opnieuw de macht grijpen. De Mos leidde Anderlecht in 1990 opnieuw naar de finale van de UEFA Cup nadat het eerder onder meer Dinamo Boekarest en het FC Barcelona van trainer Johan Cruijff had uitgeschakeld. In de finale verloor het na verlengingen met 2-0 van het Italiaanse Sampdoria. Een jaar later speelde paars-wit kampioen, maar werd het reeds duidelijk dat de dagen van De Mos bij Anderlecht geteld waren. Een seizoen na de titelviering mocht hij vertrekken en werd hij opgevolgd door Luka Peruzović
Het behalen van de UEFA Cup-finale in 1990 betekende niet alleen het einde van de jaren 80, maar ook het einde van een periode waarin Anderlecht zich kon meten met de Europese top. Enkele maanden na het opstappen van De Mos en het vroegtijdig ontslag van Luka Peruzović nam Johan Boskamp het roer over. Hij veroverde met Anderlecht meteen de titel, en won een jaar later voor het eerst sinds 1974 nog eens de Dubbel. Het paars-wit van Boskamp, dat bestond uit namen als Marc Degryse, Luc Nilis, Pär Zetterberg, Celestine Babayaro, John Bosman, Bruno Versavel, Philippe Albert en Filip De Wilde, domineerde de Belgische competitie met aanvallend voetbal, maar eindigde laatste in de 2de editie van de UEFA Champions League na o.a. twee gelijke spelen tegen het grote AC Milan, een thuisoverwinning tegen FC Porto en een zeer pijnlijk verlies in en tegen Werder Bremen na 0-3 te hebben voorgestaan. Een Europese halve-finale zat er dus niet in. Na drie titels op rij en het vertrek van een aantal sterkhouders hield "Bossie" het in 1995 voor bekeken.
Na het vertrek van trainer Boskamp en de klasbakken Nilis, Degryse en Albert begon Anderlecht aan een nieuw tijdperk. De Duitse trainer Herbert Neumann werd aangenomen, maar dat bleek geen verstandige keuze. De Duitser raakte met de club niet door de voorrondes van de Champions League en werd in augustus 1995 al ontslagen. De toen 74-jarige Goethals keerde nog een laatste keer terug om Anderlecht tijdelijk uit de nood te helpen. Na een week haalde Vanden Stock vervolgens Boskamp terug. De Nederlander bleef uiteindelijk tot 1997 bij paars-wit. Hij kon het succes van de jaren voordien niet meer evenaren, maar het was wel zijn verdienste dat enkele getalenteerde jongeren onder hem zijn doorgebroken. Nordin Jbari, Alin Stoica, Walter Baseggio en Azubike Oliseh zijn de bekendste voorbeelden. De sportieve malaise ging gepaard met een verandering in de bestuurskamer. Constant Vanden Stock zette een stap opzij en gaf het voorzitterschap door aan zijn zoon Roger Vanden Stock. De kersverse voorzitter kreeg het meteen hard te verduren. In 1997, een jaar na zijn aanstelling, kwam immers een omkoopschandaal uit de jaren 80 aan het licht. Anderlecht had in 1984 een scheidsrechter 1 miljoen BEF geleend. Het ging om scheidsrechter Emilio Guruceta Muro, de Spanjaard die in 1984 de halve finale van de UEFA Cup tussen Anderlecht en Nottingham Forest had geleid. De afpersers Jean Elst en René Van Aeken waren dit te weten gekomen en hadden Constant Vanden Stock jaren gechanteerd. In tegenstelling tot zijn vader weigerde opvolger Roger Vanden Stock zwijggeld te betalen, waarna het schandaal aan het licht kwam. Hoofdsponsor Generale Bank dreigde af te haken en er volgde een heleboel rechtszaken. Van de UEFA mocht Anderlecht één jaar niet deelnemen aan een Europees toernooi, een straf die later ongedaan werd gemaakt wegens procedurefouten en verjaring door het TAS Hof van Arbitrage voor Sport.
De crisis in de bestuurskamer zorgde ervoor dat Anderlecht op sportief vlak een dieptepunt kende. De club wisselde voortdurend van trainer. Oud-speler René Vandereycken werd als coach aangesteld, maar diens tactische aanpak bleek niet de goede te zijn. Anderlecht begon het seizoen met een pijnlijke 0-2 nederlaag in de derby tegen RWDM. Vandereycken mocht na enkele maanden zijn koffers pakken en werd in afwachting van een nieuwe coach vervangen door hulptrainer Jean Dockx. Uiteindelijk haalde de club Arie Haan terug, maar ook de Nederlander kon niet voor een ommekeer zorgen. Hij werd een seizoen later aan de deur gezet, op een ogenblik dat Anderlecht op de allerlaatste plaats stond in de competitie.
De club besloot in september 1998 om opnieuw de ingetogen Jean Dockx als vervanger aan te duiden. Hij kreeg Frank Vercauteren als zijn assistent. Het trainersduo loodste Anderlecht van de laatste naar de derde plaats en dwong zo in extremis nog een Europees ticket af. Hoogtepunt was de 0-6 zege tegen Standard, op drie speeldagen van het einde. Na afloop werd Dockx benoemd tot technisch directeur, een functie die hij vervulde tot zijn overlijden in 2002.
In de zomer van 1999 haalde Anderlecht Aimé Anthuenis naar het Constant Vanden Stockstadion. Antheunis had net de titel gewonnen met KRC Genk, een prestatie die niet onopgemerkt was gebleven. Hij moest nu met Anderlecht hetzelfde doen. De spelersgroep werd enorm afgeslankt, en er waren amper nieuwkomers. Toch creëerde hij in geen tijd een sterk team, met op het middenveld Walter Baseggio, Pär Zetterberg, Enzo Scifo en Alin Stoica, in de aanval het opvallende duo Jan Koller en Tomasz Radzinski, en in de verdediging de ervaren Lorenzo Staelens. Het pakte in 2000 de titel met acht punten voorsprong op Club Brugge.
Anthuenis deed een seizoen later zelfs nog beter, ondanks het vertrek van Scifo, Zetterberg en Staelens (die laatste wel pas tijdens het seizoen, na verschillende doelpunten te hebben gemaakt). De nieuwkomers op het middenveld waren Yves Vanderhaeghe en Besnik Hasi. In de competitie stond er geen maat op Anderlecht, de club werd voor de tweede keer op rij overtuigend kampioen. Maar het opvallendste resultaat kwam uit de Champions League. Anderlecht schakelde in de voorrondes FC Porto uit, en versloeg in de eerste groepsfase van het toernooi Manchester United, PSV en Dinamo Kiev. In de tweede groepsfase schoot Anderlecht net tekort, hoewel het thuis won van Real Madrid en Lazio Roma.
Na de succesvolle Europese campagne trokken heel wat spelers naar het buitenland. Anthuenis kon met een vernieuwd elftal geen derde titel op rij winnen en ruilde zijn functie als coach in 2002 in voor die van bondscoach.
Oud-speler Hugo Broos werd in 2002 de nieuwe trainer. In zijn eerste seizoen werd Anderlecht nog vicekampioen, een jaar later veroverde het zijn 27e landstitel. Broos combineerde de ervarenheid van de teruggekeerde Zetterberg, Yves Vanderhaeghe en Glen De Boeck met de jeugdigheid van spelers als Olivier Deschacht, Vincent Kompany, Anthony Vanden Borre en Jonathan Legear. Er vond in die periode een duidelijke verjonging en vernieuwing plaats binnen de club. In 2003 trad Herman Van Holsbeeck in de voetsporen van zijn voorganger Michel Verschueren.
De club zette Broos begin 2005 aan de deur. Frank Vercauteren volgde hem op en greep met Anderlecht net naast de titel. Uitstel, zo bleek later, want paars-wit werd de twee volgende jaren telkens kampioen. De ploeg werd versterkt met een aantal gerichte aankopen. Spelers als Nicolás Pareja, Mbark Boussoufa, Ahmed Hassan en Jelle Van Damme vervoegden de recordkampioen. De club, die vanaf dan steeds vaker een beroep begon te doen op Argentijnse spelers, leek klaar om een 30e landstitel te veroveren. Maar Vercauteren werd in de loop van het seizoen ontslagen, hetgeen voor een breuk zorgde tussen hem en de club. Zijn assistent Ariël Jacobs, met wie hij geen goede band had, nam zijn taken over.
Onder Jacobs eindigde Anderlecht in 2007/08, het seizoen van het 100-jarig bestaan van de club, net achter Standard Luik. Dat zorgde zoals altijd voor de nodige rivaliteit tussen beide clubs. Dit alles bereikte een jaar later een eerste, dramatisch dieptepunt. Anderlecht eindigde na de reguliere competitie op de eerste plaats, met evenveel punten als Standard. De twee clubs speelden twee geladen testwedstrijden die ontsierd werden door zware overtredingen. Standard won een tweede titel op rij dankzij onder anderen oud-Anderlechtspeler Dieumerci Mbokani, maar Anderlecht behield toch het vertrouwen in Jacobs. In de tweede testwedstrijd mocht de piepjonge Romelu Lukaku na 65 minuten debuteren op het hoogste niveau. Een jaar later stonden de twee clubs in de competitie opnieuw tegenover mekaar. In die wedstrijd brak rechtsachter Marcin Wasilewski zijn been na een trap van Axel Witsel, die nadien geschorst werd. De beenbreuk stond symbool voor de extreme rivaliteit tussen Standard en Anderlecht, dat het seizoen uiteindelijk afsloot met een 30e landstitel.
De rivaliteit werd echter nog groter toen Anderlecht in het seizoen 2011/12 oud-Standardspeler Milan Jovanovic naar het Astridpark lokte en Dieumerci Mbokani ging terughalen bij AS Monaco. De ploeg van Ariël Jacobs werd dat jaar voor de 31ste keer landskampioen. De cyclus van Ariël Jacobs was voorbij en zijn contract werd niet verlengd.
RSC Anderlecht gaf in het seizoen 2012/13 de kans aan de nog jonge Nederlandse trainer John van den Brom. Zijn eerste belangrijke wapenfeit was de kwalificatie voor de groepsfase van de UEFA Champions League 2012/13, waarin het 5 punten in zijn poule behaalde. RSC Anderlecht eindigde de play-offs als eerste en werd voor de 32ste keer landskampioen. De nog jonge Dennis Praet, de Senegalees Cheikhou Kouyaté, Guillaume Gillet en Lucas Biglia maakten deel uit van de kampioenenploeg.
Het daaropvolgende seizoen verliep veel moeizamer voor John van den Brom. De ploeg eindigde laatste van zijn poule in de groepsfase van de