os

Niet te verwarren met: Os, OS

Uitspraak

• Geluid:  os    (hulp, bestand)
• IPA: / ɔs / (1 lettergreep)

Zelfstandig naamwoord

os m

1. (anatomie) bot.

Uitspraak

• Geluid:  os    (hulp, bestand)
• IPA: /ɔs/

enkelvoud		meervoud
zonder lidwoord	met lidwoord	zonder lidwoord	met lidwoord
os	l'os	os	les os

Uitspraak

• IPA: /ɔs/

	enkelvoud		meervoud
	onderwerp	voorwerp	onderwerp	voorwerp
1e persoon	(ik) k	mie	wie	os
2e persoon (informeel)	doe	die	joe	joe
2e persoon (formeel)	joe	joe	joe	joe
3e persoon (mannelijk)	hai	hom	zai zie	heur
3e persoon (vrouwelijk)	zai zie	heur
3e persoon (onzijdig)	t	t

Zelfstandig naamwoord

os o

1. bot, been
2. (meervoud) gebeente
3. mond

Verbuiging

	enkelvoud	meervoud
nominatief	os	ossa
genitief	ossis	ossium
datief	ossī	ossibus
accusatief	os	ossa
vocatief	os	ossa
ablatief	osse	ossibus

Uitspraak

• IPA: /ɔs/

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / ɔs /

Woordafbreking

• os

Persoonlijk voornaamwoord

1. jullie

Uitspraak

• IPA: /ɔs/