Glucose
belangrijkste brandstof in levende cellen / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Glucose (Oudgrieks: τὸ γλεῦκος gleukos, zoete wijn)[1] is een biologische organische verbinding (een biomolecuul), met brutoformule C6H12O6. Het vormt in de stofwisseling - meer specifiek de celademhaling - van de meeste organismen, zowel planten, dieren als micro-organismen, de belangrijkste energiebron.
Glucose | ||||
---|---|---|---|---|
Structuurformule en molecuulmodel | ||||
![]() | ||||
Structuurformule van α-D-glucose | ||||
![]() | ||||
Molecuulmodel van D-glucose | ||||
Algemeen | ||||
Molecuulformule | C6H12O6 | |||
Andere namen | 6-(hydroxymethyl)oxane-2,3,4,5-tetrol; druivensuiker; dextrose; cartose; cerelose; dextrosol; glucolin | |||
Molmassa | 180,15588 g/mol | |||
SMILES | C(C1C(C(C(C(O1)O)O)O)O)O | |||
CAS-nummer | D-glucose: 50-99-7 L-glucose: 921-60-8 | |||
EG-nummer | 200-075-1 D-glucose: 200-075-1 | |||
Beschrijving | Veelvoorkomend monosacharide | |||
LD50 (ratten) | 25.800 mg/kg | |||
Fysische eigenschappen | ||||
Aggregatietoestand | vast | |||
Kleur | wit | |||
Dichtheid | 1,54 g/cm³ | |||
Smeltpunt | α-D-glucose: 146 °C β-D-glucose: 150 °C | |||
Oplosbaarheid in water | 910 g/L | |||
Goed oplosbaar in | azijnzuur | |||
Slecht oplosbaar in | methanol, ethanol | |||
Thermodynamische eigenschappen | ||||
ΔfH |
−1273,3 kJ/mol | |||
Tenzij anders vermeld zijn standaardomstandigheden gebruikt (298,15 K of 25 °C, 1 bar). | ||||
|
Glucose behoort tot de monosachariden, een klasse van eenvoudige koolhydraten. Er zijn twee enantiomeren van glucose: D-glucose en L-glucose; alleen D-glucose komt in de natuur voor. L-glucose wordt synthetisch geproduceerd, in relatief kleine hoeveelheden, industriële productie is te kostbaar. Wanneer glucose zonder aanvullend prefix wordt genoemd, wordt D-glucose bedoeld. Zuivere glucose staat bekend als druivensuiker, als bron van direct beschikbare energie voor sporters, en als dextrose, wanneer het wordt toegevoegd als zoetmaker aan voedingsmiddelen.[2]
Andere monosachariden zijn fructose ('vruchtensuiker'), dat dezelfde brutoformule als glucose heeft, en een vijfhoekig cyclomolecuul is, en verder galactose en ribose. Een α-D-glucose-monomeer en een fructose-monomeer vormen, in suikerbieten, samen een sacharose-molecuul, een dimeer, de bekende tafelsuiker.