Keizer Karel V
keizer van het Heilige Roomse Rijk, Koning van Spanje, Heer der Nederlanden / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Keizer Karel V, vóór zijn mondigverklaring[1] Karel van Luxemburg genoemd (Gent, 24 februari 1500 – Cuacos de Yuste, Spanje, 21 september 1558), was een telg uit het Huis Habsburg. Vanaf 1506 tot 1555 was hij de landsheer van uiteindelijk (sinds 1543) alle Nederlandse gewesten, van 1516 tot 1556 als Karel I koning van Spanje en van 1519 tot 1556 als Karel V Rooms-Duits keizer. In Vlaanderen staat hij algemeen bekend als keizer Karel, in Nederland als Karel V.
Keizer Karel V | ||
---|---|---|
Rooms-Duits koning en keizer | ||
Regeerperiode | 1519 – 1556 | |
Verkiezing | 28 juni 1519 in Frankfurt | |
Koningskroning | 23 oktober 1520 in de Dom van Aken | |
Keizerskroning | 24 februari 1530 in Bologna door paus Clemens VII | |
Voorganger | Maximiliaan I | |
Opvolger | Ferdinand I | |
Heer der Nederlanden | ||
Regeerperiode | 1506 – 1555 | |
Voorganger | Filips de Schone | |
Opvolger | Filips II | |
Koning van Spanje | ||
Regeerperiode | 1516 – 1556 | |
Voorganger | Ferdinand II (Aragón) Johanna (Castilië) | |
Opvolger | Filips II | |
Regerend aartshertog van Oostenrijk | ||
Regeerperiode | 1519 – 1522 | |
Voorganger | Maximiliaan I | |
Opvolger | Ferdinand I | |
Huis | Habsburg | |
Vader | Filips de Schone | |
Moeder | Johanna de Waanzinnige | |
Geboren | 24 februari 1500 Gent, Nederlanden | |
Gestorven | 21 september 1558 Cuacos de Yuste, Spanje | |
Echtgenote | Isabella van Portugal | |
Religie | rooms-katholiek | |
De landen waarover hij regeerde, het Spaanse Rijk, vormden tezamen het grootste Europese rijk sinds dat van Karel de Grote. Feitelijk was zijn gehele rijk, dus inclusief de Amerikaanse en Aziatische gebieden, zelfs groter dan het vroegere Romeinse Rijk en het kan met recht een van de eerste wereldrijken van de Nieuwe Tijd genoemd worden. Met de feitelijke macht van zijn erflanden was Karel V bovendien de laatste Rooms-Duitse keizer die in de gelegenheid was om zijn universele autoriteit ook daadwerkelijk te laten gelden. Op Europees niveau wist hij met succes de aanvallen van het Ottomaanse Rijk af te slaan. De vrijwel permanente strijd met Frankrijk bleef per saldo onbeslist. Als zijn grootste nederlaag ervoer hij het feit dat hij de christelijke eenheid van Europa niet had weten te behoeden voor de scheuring die de Reformatie teweegbracht. Op nationaal niveau heeft Karel V voor zijn erflanden Spanje en de Nederlanden de basis gelegd voor een moderne eenheidsstaat. De heerschappij van keizer Karel V vormt met deze en vele andere aspecten de overgang van de Middeleeuwen naar de Nieuwe Tijd.
Karel was de oudste zoon van Filips de Schone en Johanna van Castilië, die de geschiedenis zou ingaan als Johanna de Waanzinnige. Hij werd geboren op 24 februari 1500 in het Prinsenhof te Gent.[2] Op 9 maart werd hij gedoopt in de Sint-Janskerk, de huidige Sint-Baafskathedraal. Hij kreeg twee meters: Margaretha van York de weduwe van zijn overgrootvader Karel de Stoute, wiens naam hij kreeg en zijn tante Margaretha van Oostenrijk, die een grote rol in zijn leven zou spelen. Zijn peters waren Karel I van Croÿ, prins van Chimay en Jan III van Glymes, beiden ridder van het Gulden Vlies.[3] Hij voerde toen reeds de titels van aartshertog van Oostenrijk en hertog van Luxemburg.[4] Samen met zijn eveneens in de Nederlanden geboren oudere zuster Eleonora (1498) en zijn twee jongere zusters Isabella (1501) en Maria (1505), zou hij te Mechelen worden grootgebracht aan het Hof van zijn tante Margaretha van Oostenrijk, toen landvoogdes van de Nederlanden.
Tijdens de reizen van Karels ouders naar Spanje werden aldaar nog zijn jongere broer Ferdinand (1503) en zijn jongste zuster Catharina (1507) geboren. Deze beide kinderen werden in Spanje opgevoed en Karel zou hen dan ook pas op zijn eerste reis naar dat land in 1517 voor het eerst ontmoeten. Bij die gelegenheid zag hij ook voor het eerst sinds 1505 zijn inmiddels gekverklaarde moeder terug. Zijn moeder had de dood van zijn vader Filips de Schone in 1506 niet kunnen verwerken. Zij bleef tot haar dood in 1555 opgesloten op het kasteel van Tordesillas, waar Karel haar nog enkele malen zou bezoeken.
Aan het hof van zijn tante Margaretha werd Karel vanaf 1507 in de praktijk opgevoed door Willem II van Croÿ, heer van Chièvres en Adriaan van Utrecht, de latere paus Adrianus VI. Naast de klassieke ridderlijke vaardigheden, zoals het zwaardvechten en de jacht, probeerden zij hem ook de nieuwe humanistische idealen bij te brengen, maar daarvoor interesseerde de jonge Karel zich een stuk minder. Grootkanselier Jean le Sauvage bracht hem de beginselen van politiek en bestuur bij.
Aan het Bourgondische hof was Frans de voertaal. Frans en Diets waren de eerste talen die hij leerde tijdens zijn jeugd in Gent en Mechelen. Tijdens zijn eerste reis naar Spanje leerde hij Spaans en later Italiaans. Naar het einde van zijn leven kon hij zich ook in het Latijn uitdrukken. Zijn polyglottisme werd alom opgemerkt en gewaardeerd.[5] Er circuleerde een grap over, die voor het eerst is opgetekend in 1601 en die Karel liet zeggen dat hij Spaans sprak tegen God, Italiaans tegen vrienden, Frans om te verleiden en Nederduits om te dreigen (in latere versies: tegen zijn paard).[6]
Karel V had net als sommige familieleden last van een erfelijke afwijking aan het kaakgewricht, die bekend kwam te staan als de Habsburgse kin. Zijn kin stond ver vooruit, al liet de ene portretschilder dat duidelijker naar voren komen dan de andere. Door deze kin en het labiele gebit kon hij slecht kauwen, wat leidde tot indigestieproblemen. Ook zorgde zijn kin voor spraakproblemen.[7] Verder schijnt Karel een voorkeur voor excessief veel vlees en koud bier te hebben gehad. Dit zal mede hebben bijgedragen aan de jicht, waar Karel steeds meer onder gebukt ging naarmate hij ouder werd. Volgens het Bourgondische hofprotocol at hij meestal alleen.
Kwartierstaat (voorouders)
Keizer Frederik III (1415-1493) | Eleonora Helena van Portugal (1434-1467) | Karel de Stoute (1433-1477) | Isabella van Bourbon (1436-1465) | Johan II van Aragón (1398-1479) | Johanna Enríquez (1425-1468) | Johan II van Castilië (1405-1454) | Isabella van Portugal (1428-1496) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Keizer Maximiliaan I (1459-1519) | Maria van Bourgondië (1457-1482) | Ferdinand II van Aragon (1452-1516) | Isabella I van Castilië (1451-1504) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Filips de Schone (1478-1506) | Johanna van Castilië (1479-1555) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eleonora van Oostenrijk (1498-1558) | Keizer Karel V (1500-1558) | Isabella van Habsburg (1501-1526) | Keizer Ferdinand I (1503-1564) | Maria van Hongarije (1505-1558) | Catharina van Habsburg (1507-1578) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op aandringen van Willem II van Croÿ, de Fransgezinde raadgever van Karel, werden in 1520 akkoorden met de Franse koning Frans I gesloten, waarin ook in een huwelijksafspraak was voorzien. Karel was al eens verloofd geweest met Claude, de oudste dochter van de Franse koning Lodewijk XII, maar Frans I was intussen zelf met haar gehuwd. De volgende kandidaat was Renate van Frankrijk, de jongste dochter van Lodewijk XII en weer later in 1516 was Louise, Frans' eerste kind, de uitverkorene; zij overleed echter al in 1517.
Karel V trouwde op 10 maart 1526 in Sevilla met de toen 23-jarige Isabella van Portugal. Dit huwelijk was in principe bedoeld om nauwere banden met Spanjes buurland Portugal aan te gaan. Isabella was een nicht van Karel, zodat pauselijke dispensatie voor dit huwelijk nodig was. De huwelijksreis vond naar Zuid-Spanje plaats en duurde bijna een jaar. Gedurende de reis gaf Karel V opdracht tot de bouw van een paleis in Granada. Het werd een gelukkig huwelijk, ook al was het om politieke redenen gesloten en zag het echtpaar elkaar soms jarenlang niet. Ze kregen vijf kinderen:
- Filips II (21 mei 1527 – 13 september 1598), getrouwd met, achtereenvolgens, Maria van Portugal (1527–1545), Maria I van Engeland (1516–1558), Elisabeth van Valois (1545–1568) en Anna van Oostenrijk (1549–1580)
- Maria (21 juni 1528 – 26 februari 1603), trouwde met Maximiliaan (haar neef)
- Ferdinand (1530–1530)
- Johanna (24 juni 1535 – 7 september 1573), getrouwd met Johan van Portugal (1537–1554)
- Johan (1539–1539)
Karel V had daarnaast veel minnaressen, waarvan er twee bekend zijn omdat ze het leven schonken aan twee van zijn bastaardkinderen die later landvoogd werden. Het betrof:
- Johanna van der Gheynst die het leven schonk aan Margaretha van Parma (28 december 1522 – 18 januari 1586) en
- Barbara Blomberg, de poortersdochter uit Regensburg, die het leven schonk aan Don Juan (24 februari 1547 – 1 oktober 1578).
De kern van het latere wereldrijk van Karel V werd gevormd door de erflanden. Dat waren de gebieden die hij van zijn voorouders erfde. Evenals het gehele rijk, waren deze erflanden geen eenheid en betroffen een personele unie van tientallen afzonderlijke gebieden van grote koninkrijken, hertogdommen, graafschappen en kleine heerlijkheden. De kaart hiernaast geeft de situatie weer op het toppunt van de heerschappij van Karel V. Op de kaart zijn de overzeese gebieden overigens niet weergegeven. De frequente oorlogsvoering van Karel V betrof over het algemeen de verdediging van zijn rijk tegen buitenlandse invallen. Het grondgebied van de Nederlanden heeft hij aanzienlijk kunnen vergroten.
Op zeker moment regeerde Karel V over ongeveer 40% van de toenmalige Europese bevolking. Het betrof 28 miljoen mensen, waarvan 3 miljoen in de Nederlanden en 5,5 miljoen in Spanje.[8] Het inwoneraantal van de Spaanse gebieden in Midden-Amerika daalde tijdens Karels regeerperiode naar schatting van 7,5 miljoen naar 3,6 miljoen.[9]
De Bourgondische erflanden
Toen zijn vader Filips de Schone in 1506 stierf, erfde Karel alle landsheerlijkheden die de Bourgondische en weer later de Habsburgse Nederlanden werden genoemd. Het betrof onder meer het hertogdom Brabant, de graafschappen Vlaanderen en Holland en het Vrijgraafschap Bourgondië (Franche-Comté). Omdat Karel nog minderjarig was, had zijn grootvader Maximiliaan I van Oostenrijk het regentschap en benoemde ter uitvoering daarvan zijn dochter Margaretha van Oostenrijk tot landvoogdes van de Bourgondische Nederlanden. Zij resideerde in Mechelen en maakte de stad tot feitelijke hoofdstad van de Bourgondische Nederlanden.
Margaretha's taak eindigde toen Karel op 5 januari 1515 tijdens een plechtige vergadering van de Staten-Generaal in het Paleis op de Koudenberg in Brussel meerderjarig werd verklaard, ondanks dat hij dat toen nog niet was. Margaretha bleef een belangrijke rol spelen, omdat Karel aan een lange rondreis door zijn Rijk begon tijdens welke in vele steden de traditionele Blijde Inkomst plaatsvond ter inhuldiging van de nieuwe vorst.
Deze eerste rondreis was het begin van een bijna voortdurend rondtrekken. Vanwege het in die tijd nog heel persoonlijke karakter van het overheidsgezag was Karels aanwezigheid eigenlijk in al zijn landen vereist. Bovendien wilde hij uit ridderlijkheid graag zijn eigen troepen aanvoeren, die hem op slagvelden door heel Europa en zelfs tot in Noord-Afrika brachten. Op deze manier was Karel V ongeveer een derde van zijn leven in de Nederlanden onderweg, een derde in Spanje en een derde in de rest van Europa.
Gulden Vlies, embleem en motto
Reeds in 1501 werd Karel, tijdens het door zijn vader voorgezeten Kapittel in Brussel, opgenomen in de nu wereldberoemde Bourgondische Orde van het Gulden Vlies. Na het overlijden van zijn vader in 1506 volgde Karel hem ook op als grootmeester van deze prestigieuze ridderorde. Nadat hij meerderjarig was verklaard en inmiddels ook koning van Spanje was geworden, verhoogde hij in 1516 het statutair vastgelegde aantal ridders van eenendertig naar eenenvijftig: tien nieuwe plaatsen voor Spanje en tien nieuwe plaatsen voor Duitsland en de Bourgondische Nederlanden. Hiermee groeide het Gulden Vlies uit tot de voornaamste Europese ridderorde.[10]
Als nieuwe grootmeester van deze orde koos Karel een eigen embleem, geheel in lijn met de traditie van de Bourgondische hertogen, die hiermee hun aspiraties voor de orde tot uitdrukking brachten. Het embleem van Karel was door Luigi Marliano ontworpen en bestond uit de twee Zuilen van Hercules. Het werd gepresenteerd op het eerste door Karel bijeengeroepen Kapittel van de orde, dat in oktober 1516 plaatsvond in de Sint-Goedelekathedraal te Brussel.[11]
De gedachte achter dit embleem was dat Karel de invloed van de orde zou expanderen voorbij de Zuilen, dat wil zeggen zowel naar het Oosten ter bevrijding van Jeruzalem en ter bestrijding van de islam, als naar het Westen ter evangelisatie van de Nieuwe Wereld. Dit concept werd ook uitgedrukt met Karels motto Plus Oultre of Plus Ultra, dat gelezen moet worden als "steeds verder" en was afgeleid van de frase più oltre non si metta uit La Divina Commedia (Inferno, Canto XXVI) van Dante,[12] handelende over de Zuilen van Hercules, door hem opgericht om verdergaan onmogelijk te maken.
De Spaanse rijken
Als zoon van Johanna van Castilië maakte Karel ook aanspraak op de Spaanse troon. Na de dood van zijn grootmoeder Isabella I van Castilië in 1504 kwam zijn moeder, door het vroege overlijden van haar oudere broer en zus, op de Castiliaanse troon terecht. Johanna leed echter dermate zwaar onder het verlies van haar in 1506 plotseling overleden echtgenoot, dat haar vader, Ferdinand II van Aragón, haar gek liet verklaren en haar opsloot in het kasteel van Tordesillas. Op die manier kon hij zelf het regentschap over de Castiliaanse troon op zich nemen. Deze troon kwam toe aan Karel als Johanna's oudste zoon, maar de oude Ferdinand wilde liever Johanna's jongere zoon Ferdinand als zijn opvolger. Deze was niet alleen naar hem vernoemd, maar was, anders dan Karel, ook aan zijn hof opgevoed.
Toen Ferdinand II van Aragón op 23 januari 1516 overleed, was hij er nog niet toe gekomen om bij testament zijn kleinzoon Ferdinand ook formeel tot zijn opvolger te benoemen. Daardoor bleef Karel zijn rechtmatige erfgenaam en erfde hij nu al diens koninkrijken: Aragón, Navarra, Napels, Sicilië en Sardinië. Karel werd vervolgens op 13 en 14 maart 1516 in de Brusselse Sint Goedelekerk plechtig uitgeroepen tot koning van Spanje en ging over dat land regeren als koning Karel I (Carlos I).
Vanuit het buitenland gezien regeerde Karel feitelijk over heel Spanje, maar officieel was zijn moeder Johanna de Waanzinnige nog steeds koningin van Castilië (en Granada). Zij was weliswaar gek verklaard, maar dat betekende juridisch gezien dat Karel tot aan haar overlijden in 1555 (een half jaar voor zijn eigen abdicatie) slechts het regentschap over dit rijk had. In oorkondes en op munten bleef daarom tot haar dood steeds sprake van "Johanna en Karel" (Juana y Carlos).
De Oostenrijkse erflanden
Toen Karels grootvader Maximiliaan I van Oostenrijk op 12 januari 1519 overleed, erfde hij ook nog de Oostenrijkse erflanden, bestaande uit de aartshertogdommen Oostenrijk beneden de Enns en Oostenrijk boven de Enns, de hertogdommen Stiermarken, Karinthië en Krain, het graafschap Tirol, alsmede enkele kleine gebieden. Tegen de wil van Karel, wist zijn broer Ferdinand te bereiken dat deze Oostenrijkse erflanden bij het Verdelingsverdrag van Worms van 21 april 1521 aan hem werden overgedragen[bron?]. Hiermee werd de basis gelegd voor de latere splitsing van het Huis Habsburg in een Spaanse en een Oostenrijkse tak. Als hoofd van het Huis Habsburg bleef Karel wel de titel aartshertog van Oostenrijk voeren.
Anders dan bij de Spaanse, Nederlandse en Oostenrijkse erflanden, was het keizerschap en daarmee de heerschappij over het Rooms-Duitse of Heilige Roomse Rijk niet erfelijk. De keizer moest telkens gekozen worden door de keurvorsten, die overigens de laatste eeuw vrijwel steeds een Habsburger kozen.
Keizerskeuze
Keizer Maximiliaan I, Karels grootvader van vaderszijde, wilde deze lijn voortzetten en schoof daarom zijn kleinzoon Karel als zijn opvolger naar voren. Koning Frans I van Frankrijk presenteerde zichzelf als tegenkandidaat.
Na het overlijden van Maximiliaan op 12 januari 1519 kwam de keizerlijke herverkiezing op de voorgrond van de Europese politiek. Paus Leo X, bedreigd door Spaanse troepen op zo'n 60 kilometer van Rome, steunde de Franse kandidaat. Met uitzondering van Frederik III van Saksen, die niet wilde meewerken aan een campagne, steunden de keurvorsten beide kandidaten. Vóór zijn dood had Maximiliaan al 500.000 florijnen aan de keurvorsten beloofd in ruil voor hun stem, maar Frans bood tot drie miljoen, waarna Karel terugsloeg door grote bedragen te lenen van de bankier Jakob Fugger.
De uiteindelijke uitkomst werd echter niet bepaald door exorbitante bedragen aan smeergeld. De algemene weerstand onder de bevolking tegen een Franse keizer gaf de keurvorsten een pauze. Toen Karel een leger op de been bracht in de buurt van Frankfurt waar zij vergaderden, kozen zij hem uiteindelijk op 28 juni 1519 tot Rooms koning en toekomstig keizer, als vijfde met de naam Karel. Op 23 oktober 1520 werd Karel V plechtig tot Rooms koning gekroond in de Dom van Aken, waarna hij zich, in navolging van zijn grootvader, tevens "gekozen Rooms keizer" (Erwählter Römischer Kaiser) noemde.
- De keurvorsten kronen Karel V tot Rooms koning in Aken op 23 oktober 1520
- Presentatie van de heilige tuniek van Maria aan Karel V in de dom van Aken tijdens zijn kroning tot keizer
- Doopstoet van Karel V vanaf het Prinsenhof, anoniem schilderij uit de 17e eeuw in het STAM
- Laatste pagina van de Concessio Carolina met Karels handtekening
Taken en betekenis
Hoewel het keizerschap het hoogste wereldlijke ambt van het christelijke Europa was, was de feitelijke macht ervan sinds het interregnum in de 13e eeuw zeer gering geworden. Als koning van Duitsland had de keizer al weinig of geen concrete machtsmiddelen meer in de Duitse gebieden, laat staan op Europees niveau. Het feit dat hij door de paus, aan wie in die tijd nog het hoogste universele gezag in geestelijke zaken toekwam, gekroond werd, gaf de keizer nog tot in de 16e eeuw een niet onaanzienlijk universeel gezag in wereldlijke zaken. Dit keizerlijke gezag moet vooral gezien worden als een leiderschap van volkenrechtelijke aard.
Met de keuze van Karel V tot keizer veranderde dit drastisch en werd het vrij symbolische gezag van het oude Roomse keizerschap nog eenmaal van echte betekenis. Met zijn rijke erflanden (o.a. de welvarende Lage Landen en Spanje met zijn rijke Amerikaanse en Aziatische bezittingen), had Karel namelijk de financiële middelen om grote legers te mobiliseren en kon hij hierdoor het gezag van het keizerschap voorzien van feitelijk macht, niet alleen in de Duitse gebieden, maar in heel Europa. Opgevoed in de ridderlijke traditie van het Bourgondische hof, zag Karel V zich ook diep en religieus geroepen om de taken van het keizerschap op zich te nemen en uit te voeren. Concreet waren dat:
- Bescherming van Kerk en paus (als Advocatus Ecclesiae), dit bij wijze van tegenprestatie voor de pauselijke legitimatie van het keizerlijke ambt.
- Bescherming van de christenheid tegen interne en externe vijanden. Mede door de eerste taak zou Karel de protestanten als de voornaamste interne vijanden gaan zien. Als externe vijand golden sinds de Val van Constantinopel in 1453 de Ottomanen, of zoals men dat vroeger zei, de Turken.
- Handhaving van vrede en gerechtigheid en optreden als scheidsrechter tussen de christelijke vorsten. Dit vloeide voort uit de tweede taak en werd in Karels tijd bovendien sterk juridisch gelegitimeerd als de taak tot het bewaken en uitleggen van het toen eveneens universeel geachte Romeinse recht.[13]
Monarchia Universalis
Deze traditionele taken van het keizerschap kwamen onder Karel V samen met de eveneens universele ridderlijke aspiraties vanuit de Bourgondische traditie (zoals uitgedrukt door Karels embleem en motto) en het inmiddels daadwerkelijk wereldomspannende Spaanse rijk. Het was Karels grootkanselier Mercurino di Gattinara die al deze elementen samenvoegde in de theorie van de Monarchia Universalis. Aanhakend bij de keizerlijke taak tot het handhaven van vrede en gerechtigheid, baseerde Gattinara zich daarbij vooral op de politieke theorieën van zijn 14e-eeuwse Italiaanse landgenoten Bartolus de Saxoferrato en Dante Alighieri.
Gattinara liet het echter niet bij een politieke theorie, maar kwam ook met heel concrete plannen voor hoe de keizerlijke regering in de praktijk vormgegeven zou moeten worden. Als "grootkanselier aller rijken en landen" van Karel V zag hij voor zichzelf een rol weggelegd als leider van een centraal keizerlijk bestuursapparaat, dat rechtstreeks bevoegd zou zijn voor alle aangelegenheden van al Karels gebieden. Zelfs had hij daarvoor één uniform munt- en rechtsstelsel in gedachten.[14] Topfiguren uit de Spaanse regering zagen dit centralistische concept van Gattinara echter niet zitten en ook Karel zelf vreesde dat hij hierdoor al te afhankelijk zou worden van zijn oude grootkanselier.
Gattinara overleed op 5 juni 1530. Kort tevoren had hij nog wel zijn langgekoesterde wens in vervulling zien gaan, toen Karel V op 24 februari van dat jaar, diens 30e verjaardag, in de Sint-Petroniusbasiliek te Bologna tot keizer werd gekroond door paus Clemens VII. Het zou de laatste keer zijn dat een keizer door de paus gekroond werd.
Het regentschapssysteem
Na het overlijden van Gattinara was de weg vrij voor een nieuwe manier om Karels wereldrijk te besturen. In plaats van het bureaucratische en centralistische plan van Gattinara kwam nu een meer persoonlijke en gedecentraliseerde structuur die wel het regentschapssysteem genoemd wordt.[15] Naar het voorbeeld van het succesvolle regentschap van zijn tante Margaretha van Oostenrijk in de Nederlanden, stelde Karel V nu voor alle drie delen van zijn rijk een landvoogd of regent aan. Dit was telkens een van zijn naaste familieleden, waarmee de loyaliteit aan zijn persoon gewaarborgd werd. Aldus benoemde hij:
- in juli 1529 zijn vrouw Isabella van Portugal tot regentes voor Spanje
- in januari 1531 zijn broer Ferdinand tot regent voor het Heilige Roomse Rijk, dit op basis van diens keuze en kroning tot Rooms koning en toekomstig keizer
- op 1 oktober 1531 zijn zuster Maria van Hongarije tot landvoogdes voor de Nederlanden.
Elk van deze regenten ontving een publieke volmacht waarmee hij of zij de volledige bevoegdheden kreeg om staatkundig als het alter ego van Karel V te kunnen fungeren. In een geheime restrictie werd vervolgens bepaald welke rechten Karel aan zichzelf voorbehield of welke beslissingen aan hem ter goedkeuring dienden te worden voorgelegd.
De centrale aansturing van deze regenten deed Karel voortaan persoonlijk, bijgestaan door een kleine flexibele staf. Na het overlijden van Gattinara had hij namelijk geen nieuwe grootkanselier meer benoemd, maar werkte hij op een meer informele manier samen met de staatssecretarissen Francisco de los Cobos voor Spaanse zaken en met Nicolas Perrenot de Granvelle voor alle overige aangelegenheden. Deze laatste was Gattinara alleen als grootzegelbewaarder opgevolgd, maar fungeerde in de praktijk tevens als Karels eerste minister. Nicolas Granvelle werd na zijn overlijden in 1550 opgevolgd door zijn zoon en naaste medewerker Antoine Perrenot de Granvelle.
Met dit regentschapssysteem had Karel V afstand genomen van de plannen voor een gecentraliseerde superstaat en gekozen voor centralisatie op lager, nationaal niveau. Daarmee zette hij in op de vorming van moderne eenheidsstaten in Spanje en de Nederlanden en gaf hij zelfs de aanzet voor moderne staatsvorming in Duitsland. De keerzijde hiervan was dat de aansturing op internationaal niveau nu een volledig persoonlijke aangelegenheid was geworden. De eenheid van macht en gezag ging dan ook verloren toen met Karels troonsafstand in 1555/1556 de Spaanse en Nederlandse erflanden overgingen op zijn zoon Filips, maar het keizerschap op zijn broer Ferdinand. Hierdoor bleef de Spaanse macht zonder erkend internationaal gezag en werd het keizerschap een vrijwel inhoudsloos aanhangsel van het Duitse koningschap.[16]
Als Rooms-Duits keizer had Karel V internationale politieke taken. Daarnaast vereiste ook de uitgestrektheid van zijn erflanden tot politiek handelen op Europees niveau. Hierdoor moest hij het oprukkende Ottomaanse Rijk zien tegen te houden en kwam hij tevens in conflict met Frankrijk.
De Ottomaanse dreiging
Van oudsher was de strijd tegen de islam en de bevrijding van Jeruzalem een van de hoofdtaken van de keizer, maar na de laatste Kruistocht in 1270 was geen keizer daar meer aan toe gekomen. Na de val van Constantinopel in 1453 rukte het Ottomaanse leger steeds verder op naar West-Europa en vormde een bedreiging voor de Habsburgse landen.
Karel werd echter niet alleen vanuit het keizerschap tot de bestrijding van de Ottomanen geïnspireerd: als koning van Aragón voerde hij namelijk ook de titel koning van Jeruzalem en ook van de Bourgondische hertogen had hij een ridderlijk kruistochtideaal geërfd. Karel had dit tot uitdrukking gebracht in zijn embleem en motto. Tot een herovering van Jeruzalem zou het nooit komen, het tot staan brengen van de Ottomaanse expansie zou al meer dan genoeg inspanningen vergen.
Met de slag bij Mohács in 1526 veroverde sultan Süleyman I grote delen van het koninkrijk Hongarije – daarbij sneuvelde Karels zwager koning Lodewijk II van Hongarije – en in 1529 rukte hij zelfs op tot voor de poorten van Wenen. Deze aanval kon Karels broer Ferdinand vrijwel geheel zelfstandig afslaan; Karel streed op dat moment, in Italië, met zijn troepen tegen Frankrijk. In 1532 deed de sultan wederom een poging Wenen te veroveren tijdens De Duitse Veldtocht (1532), maar nu bracht Karel een leger van 80.000 man op de been, waarop het Ottomaanse leger zich terugtrok.
De Ottomaanse sultan veroverde in 1529 Algiers en in 1534 Tunis en gaf bovendien militaire steun aan de Barbarijse zeerovers, die nu vanaf de Noord-Afrikaanse kust de handel op de Middellandse Zee bedreigden, Spaanse schepen overvielen en de kusten van Karels Spaanse en Italiaanse gebieden plunderden. Aan het hoofd van een legermacht van zo'n 60.000 man kon Karel V in 1535 de vloot van de sultan vernietigen en verjoeg zo de befaamde Barbarossa. Vervolgens wist hij na een korte belegering van de vesting La Goletta op 14 juli 1535 de stad Tunis op de Ottomanen te heroveren. Hiermee was de rust aan het zuidelijk front voorlopig hersteld.
In 1541 laaide de strijd in Hongarije weer op en in 1543 sloot sultan Süleyman I bovendien een informele coalitie met de Franse koning Frans I. Gezamenlijk voerden zij daarop een aanval uit op Nice, een strategische havenstad in handen van Karels bondgenoot, hertog Karel III van Savoye. Deze strijd op vele fronten noopte Karel om in 1547, samen met zijn broer Ferdinand als koning van Hongarije, een wapenstilstand voor vijf jaar met de sultan te sluiten, tegen een jaarlijks tribuut van 50.000 dukaten. In deze overeenkomst werd Karel niet als keizer, maar slechts als koning van Spanje aangeduid, aangezien de sultan zichzelf, hoewel hij geen christen was, toch als opvolger van de Byzantijnse keizers en daarmee als de enige ware caesar zag.
De oorlogen met Frankrijk
Gedurende een groot deel van zijn regeerperiode voerde Karel V oorlog met Frankrijk. Met name de Franse koning Frans I werd zijn grote tegenspeler en doordat Frankrijk geheel door landen van Karel omringd was, konden beide vorsten letterlijk en figuurlijk niet om elkaar heen. Het resulteerde in 5 oorlogen: 1521-1526, 1526-1529, 1535-1538, 1542-1544 en 1552-1559.
Naast de machtspolitieke hegemonie in Europa, was vooral de heerschappij in Italië de inzet van hun strijd. Men spreekt daarom wel van de Italiaanse Oorlogen. Deze waren begonnen toen Frankrijk in 1494 Noord-Italië binnenviel en Karels grootvader Maximiliaan zich genoodzaakt zag om een alliantie met Spanje aan te gaan. Ter bezegeling daarvan werd onder meer het huwelijk van Karels ouders gesloten, waardoor hij uiteindelijk Spanje erfde en naast de Franse koning de machtigste vorst van die tijd werd.
Ten tijde van Karels meerderjarigverklaring in 1515 was in Noord-Italië de tweede Italiaanse of de Oorlog van de Liga van Kamerijk aan de gang, waarin Frans I met de Slag bij Marignano een grote overwinning tegen Milaan, dat toebehoorde aan Ferdinand van Aragón, wist te behalen. Mede hierdoor kon hij in 1516 de Vrede van Noyon opleggen aan Karel, als de nieuwe koning van Spanje. Het vredesverdrag bepaalde dat Frans I Milaan kreeg en afzag van aanspraken op Napels, dit op voorwaarde dat Karel met een dochter van Frans zou huwen.
Nadat Frans I de verkiezing voor het keizerschap aan Karel V verloren had, viel hij eind 1521 Navarra en de Habsburgse Nederlanden binnen. Keizerlijke troepen konden de invasie keren en vielen Noord-Frankrijk binnen, waar zij op hun beurt tot staan werden gebracht. Karel sloot toen een alliantie met de paus en de Engelse koning Hendrik VIII waarna de derde Italiaanse oorlog begon. Tijdens de Slag bij Pavia op 24 februari 1525, Karels verjaardag, wisten de keizerlijke troepen de Fransen een zware nederlaag toe te brengen en konden zij zelfs Frans I gevangennemen. Hij werd overgebracht naar Madrid en tekende aldaar in 1526 de Vrede van Madrid, waarbij hij al zijn aanspraken op Milaan, het Koninkrijk Napels, het Franche-Comté, Kroon-Vlaanderen en Artesië opgaf. Zodra hij vrijkwam herriep hij deze concessies echter weer.
Deze overwinning van Karel V leidde tot een tegenreactie. Paus Clemens VII wilde niet onder keizerlijke voogdij staan en vormde op 22 mei 1526 met Frankrijk, Genua, Venetië en Florence de Heilige Liga van Cognac om de macht van Karel V in Italië te breken. Hoewel de Liga in 1528 werd versterkt door een verdrag tussen Frankrijk en Engeland, bleken de leden ervan weinig vastberaden.
Begin 1527 bracht de paus 10.000 man op de been in Noord-Italië, maar de keizerlijke troepen onder leiding van Karels broer Ferdinand rukten langzaam op en de Italiaanse milities konden hun opmars niet stuiten. Op 6 mei 1527 stonden 25.000 Duitse en Spaanse soldaten voor de poorten van Rome. Omdat het keizerlijke leger al jaren niet meer betaald was ging het eigenmachtig over tot het plunderen van Rome, op een schaal die sinds de tijd van de Vandalen niet meer was voorgekomen. Deze ramp ging de geschiedenis in als de Sacco di Roma. De Franse troepen plunderden op hun beurt de stad Pavia en sloegen beleg voor de poorten van Napels. Mede doordat Genua onder leiding van admiraal Andrea Doria overliep naar het keizerlijke kamp, konden de Franse troepen in juni 1529 door de keizerlijke legers vernietigend verslagen worden.
Hierop sloot Karel V op 3 augustus 1529 opnieuw een vredesverdrag met Frankrijk, de Damesvrede van Kamerijk. Hierin werd vastgelegd dat Karel afzag van zijn aanspraken op het hertogdom Bourgondië en Frans van diens aanspraken op Milaan en Napels. Hiermee was de eenheid van Frankrijk veiliggesteld en was Italië definitief onder keizerlijke dan wel Spaanse overheersing gekomen. Paus Clemens VII werd ten slotte nog verplicht Karel tot Rooms keizer te kronen. Dit vond in 1530 in Bologna plaats.
Frans I gaf zich echter niet zo snel gewonnen en ging een samenwerking aan met Karels tegenstanders in Duitsland: de in het Schmalkaldisch Verbond verenigde protestantse rijksvorsten. Toen in 1535 de door Karel met Milaan beleende hertog Francesco II Sforza overleed, rukte Frans weer op richting Noord-Italië en bezette in 1536 de tot het Heilige Roomse Rijk behorende hertogdommen Savoye en Piëmont. Karel wilde aan twee fronten terugslaan en zodoende vielen zijn troepen in het Noorden Picardië binnen en trok hij zelf, net terug van de verovering van Tunis, aan het hoofd van een leger de Provence binnen in een poging Marseille te veroveren. De Fransen pasten toen de tactiek van de verschroeide aarde toe en Karels leger moest zich uitgeput terugtrekken. In 1538 sloten beide vorsten een wapenstilstand tijdens een persoonlijke ontmoeting in Aigues-Mortes.
Na deze verzoening reisde Karel V eind 1539, op uitnodiging van Frans I, voor het eerst vreedzaam dwars door Frankrijk. Daarbij bezocht hij onder meer de beroemde kastelen langs de Loire en trok hij op 1 januari 1540 samen met zijn Franse gastheer op feestelijke wijze Parijs binnen, waar te zijner ere grote feesten en banketten plaatsvonden. Eind januari kwam Karel weer in de Lage Landen aan. Op 9 februari bezocht hij Aalst. De volgende dag vertrok hij naar zijn geboortestad om de Gentse revolte de kop in te drukken.
Het vacante hertogdom Milaan werd op 11 oktober 1540 door Karel V in leen gegeven aan zijn zoon Filips, waardoor het politiek met Spanje verbonden werd en enkele decennia later een belangrijk bruggenhoofd kon worden voor de Spaanse troepen op weg naar de opstandige Nederlanden. Frans I zag deze belening als een provocatie en sloot een alliantie met een andere machtige vijand van de keizer, de sultan van het Ottomaanse Rijk. Deze alliantie was slechts informeel, maar desondanks werd het als schandalig ervaren dat de Franse koning, met de titel "Allerchristelijkste Koning", een verbond met de als heidens aangemerkte islamitische sultan aanging. Frans wist op deze manier in 1542 de slag bij Cérisoles te winnen en Karel sloeg wederom terug met een inval in Noord-Frankrijk. Ook deze keer kwamen beiden weer niet verder en sloten op 18 september 1544 de vrede van Crépy.
In het vredesverdrag was een plan opgenomen om de steeds weer oplaaiende oorlogen met Frankrijk definitief te beëindigen door het Franse en het Habsburgse Huis met elkaar te verbinden. Daartoe zou Frans' jongste zoon Karel, hertog van Orléans, ofwel met Ferdinands dochter Anna trouwen, ofwel met Karels dochter Maria. In het eerste geval zou Karel van Orléans dan met Milaan beleend worden, in het tweede geval zelfs met de Nederlanden. Het was aan Karel V om deze keus te maken, maar nog voordat hij een besluit had kunnen nemen, overleed Karel II van Orléans, op 9 september 1545.
De vrede met Frankrijk zou desondanks nog zeven jaar lang standhouden, mede doordat ook Frans I zelf op 31 maart 1547 overleed. Omdat intussen ook een bestand met de Ottomaanse sultan was gesloten, had Karel V in deze periode de handen vrij om in Duitsland het probleem met de protestanten op te lossen.
In 1551 sloot de nieuwe Franse koning Hendrik II echter een geheim verbond met de protestantse rijksvorsten en bezette als gevolg daarvan de drie tot het Heilige Roomse Rijk behorende bisschopssteden (de Trois-Évêchés) Metz, Toul en Verdun. Toen Karel V in de herfst van 1552 met zo'n 35.000 man optrok om Metz te heroveren, was daarmee de vijfde en voor Karel de laatste, oorlog met Frankrijk begonnen. Het beleg van Metz werd een ramp en moest op 1 januari 1553 gestaakt worden. Deze oorlog werd uiteindelijk pas na Karels abdicatie en overlijden beëindigd bij de Vrede van Cateau-Cambrésis van 1559.