Top Qs
Tijdlijn
Chat
Perspectief
Historische zetelverdeling Tweede Kamer
Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
Remove ads
Historische zetelverdeling Tweede Kamer geeft een historisch overzicht van de ontwikkeling van de samenstelling van de Tweede Kamer der Staten-Generaal in Nederland.[1]
Voorlopers
In 1798 werd vastgesteld dat elk jaar een derde van de Leden van het Vertegenwoordigend Lichaam (dat beschouwd kan worden als een voorloper van de Tweede Kamer) aftrad en werd vervangen door een gelijk aantal nieuwe leden. De grootte van het Vertegenwoordigend Lichaam hing af van het aantal inwoners: voor elke 20.000 inwoners was er één vertegenwoordiger.
De zittingsperiode bleef in 1801, na de instelling van een Wetgevend Lichaam, hetzelfde. De grootte werd vastgesteld op 35. In 1806 werd besloten dat elk jaar een vijfde deel van het Wetgevend Lichaam werd vervangen, en de grootte werd verminderd tot 19, waarbij werd vastgesteld hoeveel leden elk departement had.
Van 1810 tot 1813 vormden de Nederlanden een integraal onderdeel van het Franse Keizerrijk, met een verdeling in departementen die hun vertegenwoordigers kozen in de Nationale Vergadering en de Senaat.[2]
Remove ads
1814-1815
De Staten-Generaal, met de tot op heden van kracht zijnde splitsing in een Eerste Kamer en een Tweede Kamer, vormt sinds 1814 het Nederlandse parlement. De grootte werd vastgesteld op 55 leden, waarvan elk jaar een derde deel aftredend was.
1815-1848
Samenvatten
Perspectief
Na de instelling in 1815 van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden werd bij de Grondwet van 1815 een tweekamerstelsel ingevoerd; sindsdien bestaat de Staten-Generaal uit een Eerste Kamer en een Tweede Kamer. Het aantal leden van de Tweede Kamer werd vastgesteld op 110. De zittingsduur van de leden werd vastgesteld op drie jaar; elk jaar was een derde van het aantal leden aftredend.[3][4]
De 110 leden werden benoemd door de Staten der Provinciën; elke provincie had een vast aantal leden. De zetelverdeling per provincie was als volgt: Antwerpen 5, Drenthe 1, Friesland 5, Gelderland 6, Groningen 4, Henegouwen 8, Holland 22, Limburg 4, Luik 6, Luxemburg 4, Namen 2, Noord-Brabant 7, Oost-Vlaanderen 10, Overijssel 4, Utrecht 3, West-Vlaanderen 8, Zeeland 3 en Zuid-Brabant 8.
In 1830 scheidden de zuidelijke provincies (Antwerpen, Henegouwen, Limburg, Luxemburg, Luik, Namen, Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen en Zuid-Brabant) zich af als België.[5] Deze provincies (inclusief het in Nederland gebleven deel van Limburg) waren daardoor niet meer vertegenwoordigd in de Tweede Kamer zodat er in de praktijk 55 leden waren.
In 1840 werd de Grondwet aangepast nadat de scheiding tussen Nederland en België definitief was geworden. Er kwamen drie zetels voor de nieuwe provincie Limburg (het oostelijke deel van de eerdere provincie), zodat het aantal leden werd vastgesteld op 58.[6][7] Tevens werd de provincie Holland gesplitst in Noord-Holland en Zuid-Holland; Noord-Holland kreeg 10 zetels in de Tweede Kamer en Zuid-Holland 12.
1848-1888
Samenvatten
Perspectief
In 1848 werd de Grondwet gewijzigd.[7] De leden van de Tweede Kamer werden nu rechtstreeks gekozen door de kiesgerechtigde bevolking. Tevens werden kiesdistricten ingesteld; een Kieswet, die in 1850 in werking trad, regelde voortaan de details.
In afwachting van deze Kieswet bevatte de Grondwet een voorlopig kiesreglement, zodat de eerste directe verkiezingen al in november 1848 konden plaatsvinden.
In 1848 werd Nederland verdeeld in 68 enkelvoudige kiesdistricten.[8] In de Kieswet van 1850[9] werd deze indeling herzien; het meervoudige kiesdistrict werd de norm. De meeste districten vaardigden twee Kamerleden af. Elk lid had vier jaar zitting, en elke twee jaar was de helft van het aantal leden aftredend; voor de vrijgevallen zetels werden dan periodieke verkiezingen gehouden.[4] Het aantal leden werd vastgesteld op 1 per 45.000 inwoners.[3] Daarom moesten indeling en aantal van de kiesdistricten door de bevolkingsgroei regelmatig bijgesteld worden.[6] Het aantal districten en het aantal Kamerleden ontwikkelde zich als volgt:
Algemene verkiezingen wegens tussentijdse ontbinding van de Tweede Kamer (waarbij in alle kiesdistricten verkiezingen gehouden werden) vonden in deze periode plaats in 1848, 1850, 1853, 1866, 1868, 1884, 1886 en 1887.
Tussentijdse verkiezingen wegens uitbreiding van het aantal afgevaardigde Kamerleden vonden (in de daarbij betrokken kiesdistricten) plaats in 1859, 1864, 1869 en 1878. Een wijziging van de gemeentelijke indeling van een kiesdistrict resulteerde niet in een tussentijdse verkiezing; zij werd effectief bij de eerstvolgende periodieke verkiezing na deze herindeling.
In het laatste kwart van de negentiende eeuw kwam langzamerhand de vorming van politieke partijen op gang.
Remove ads
1888-1918
Samenvatten
Perspectief
In 1887 werd de Grondwet gewijzigd; vanaf 1888 werden alle leden tegelijkertijd gekozen en had elk lid vier jaar zitting.[4] De leden werden nog steeds gekozen in kiesdistricten, en het aantal leden werd gefixeerd op 100; de relatie met het aantal inwoners c.q. kiesgerechtigden werd derhalve losgelaten.[3] Alle kiesdistricten behalve die in de grote steden vaardigden één Kamerlid af. De meervoudige kiesdistricten die resteerden (Amsterdam met negen afgevaardigden, Rotterdam met vijf, Den Haag met drie, Utrecht en Groningen met elk twee) werden in 1897 na een herziening van de Kieswet opgeheven en omgezet in enkelvoudige kiesdistricten.
Opmerking
- In 1908 vond er een kabinetswisseling plaats zonder tussentijdse verkiezingen. Het toen geformeerde kabinet-Heemskerk bleef aan na de verkiezingen in 1909.
- Algemene verkiezingen wegens tussentijdse ontbinding van de Tweede Kamer vonden in deze periode plaats in 1888, 1894 en 1917.
Remove ads
1918-1956
In de Grondwet van 1917 werd het meerderheidsstelsel met enkelvoudige kiesdistricten gewijzigd in kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging met een nationaal kiesdistrict. Dit was voor het eerst effectief bij de verkiezingen in 1918.[3] Hoewel het kiessysteem nog steeds uitging van individueel gekozen leden, werd vanaf 1918 effectief het overgrote deel van de Tweede Kamerleden gekozen via de lijst van een politieke partij.
Opmerking
Remove ads
1956-1998
In 1956 werd het totaal aantal zetels uitgebreid van 100 naar 150.[3]
Opmerking
- In 1965 vond er een kabinetswisseling plaats zonder tussentijdse verkiezingen.
Algemene verkiezingen wegens tussentijdse ontbinding van de Tweede Kamer vonden in deze periode plaats in 1959, 1967, 1972, 1982 en 1989.
Remove ads
2002-heden
Opmerking
Remove ads
Grafiek historische zetelverdeling (1946 - heden)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1946 |
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1948 |
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1952 |
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1956 |
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1959 |
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1963 |
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1967 |
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1971 |
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1972 |
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1977 |
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1981 |
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1982 |
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1986 |
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1989 |
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1994 |
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1998 |
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2002 |
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2003 |
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2006 |
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2010 |
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2012 |
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2017 |
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2021 |
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2023 |
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Opmerking
- In 1956 werd het totaal aantal zetels uitgebreid van 100 naar 150.[3]
- Een lijn boven de zetelverdeling is een electorale allianties (zoals Keerpunt 1972).
- Een lijn onder de zetelverdeling is een regeringspartij waarbij gedoogpartijen met een stippellijn zijn aangegeven (zoals PVV in 2010).
Zie ook
Bronnen
- Ron de Jong (1999). Van standspolitiek naar partijloyaliteit. Verkiezingen voor de Tweede Kamer 1848-1887. Verloren, Hilversum. ISBN 90-6550-069-3.
- Ron de Jong, Henk van der Kolk, Gerrit Voerman (2011). Verkiezingen op de kaart 1848-2010. Matrijs, Utrecht. ISBN 978 90 5345 437 4.
- Historisch overzicht registratie en deelname partijen aan Tweede Kamerverkiezing 1994-2021 op www.kiesraad.nl
Wikiwand - on
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.
Remove ads