België
federale staat in West-Europa / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
België, officieel het Koninkrijk België, is een West-Europees land dat aan de Noordzee ligt en aan Nederland, Duitsland, Luxemburg en Frankrijk grenst. Het land is 30.689 km² groot[6] en heeft een bevolking van meer dan 11,6 miljoen inwoners (ruim 6,7 miljoen in het Vlaams Gewest, 3,7 miljoen in het Waals Gewest en 1,2 miljoen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest).[7] Brussel is de hoofdstad van België en tevens het bestuurlijk centrum van de Europese Unie en de NAVO.
Het land heeft drie officiële talen: een kleine zestig procent van de bevolking spreekt Nederlands, vooral in Vlaanderen, veertig procent spreekt Frans, vooral in Wallonië en Brussel, en minder dan een procent spreekt Duits, in de Oostkantons. De culturele en linguïstische diversiteit van het land heeft door een opeenvolging van staatshervormingen geleid tot een complex politiek systeem, waarbij in principe de grondgebonden bevoegdheden – zoals economie, werkgelegenheid en infrastructuur – liggen bij de Gewesten (het Vlaamse, het Waalse en het Brusselse), en de persoonsgebonden materies – zoals onderwijs, cultuur en welzijn – bij de Gemeenschappen (de Vlaamse, de Franse en de Duitstalige), met een overkoepelende federale overheid voor het hele grondgebied, bevoegd voor onder meer defensie, justitie en de sociale zekerheid.
België ontstond na de Belgische Revolutie in 1830 toen het zich afscheidde van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, waar het sinds 1815 toe behoorde. Na de onafhankelijkheid werd de jonge natie – vooral door de ontwikkeling van een zware industrie in Wallonië – een van de voortrekkers in de Industriële Revolutie. De ontwikkeling van Vlaanderen bleef achter tot het economisch zwaartepunt naar het noorden begon te verschuiven vanaf de jaren 1960. Dat is ook de periode van de vastlegging van de taalgrens, de eerste stappen in de federalisering van het land, en van de onafhankelijkheid van de Belgische kolonie Congo en de mandaatgebieden Ruanda en Burundi. België groeide uit tot 's werelds 26ste economie, werd een van de welvarendste, meest ontwikkelde en meest gemondialiseerde landen ter wereld, en bouwde met zijn vrijemarkteconomie en een beperkte overheidsinmenging aan een uitgebreide verzorgingsstaat.
Geschiedenis van België |
|
..Naar chronologie
|
..Naar benaming
|
..Naar onderwerp
|
..Naar provincie
|
..Naar voormalige koloniën
|
|
Portaal België Portaal Geschiedenis |
België werd in de prehistorie bevolkt door verschillende Keltische en Germaanse stammen, waaronder de Menapii, de Morinen, de Nerviërs en de Eburonen onder Ambiorix. In de Romeinse tijd werden de Keltische stammen in het gebied tussen de Noordzee, Rijn, Seine en Marne, het zuiden van Nederland, België, Noord-Frankrijk en delen van West-Duitsland) samen aangeduid als Belgae, waar uiteindelijk de benaming Belgen uit is voortgekomen. Hun woongebied Gallia Belgica maakte deel uit van het Romeinse Rijk en viel uiteen in een aantal feodale staten tijdens de middeleeuwen.
Het grote Frankische Rijk na Karel de Grote werd verdeeld tussen West-Francië en het Oost-Frankische Rijk. De Schelde gold als grens tussen de beide rijken. Een gebied waarin het huidige België lag, kwam uiteindelijk in handen van de Habsburgers in de 15e eeuw (zie Habsburgse Nederlanden) en werd in 1795 overgenomen door de Franse revolutionairen. Doorheen de geschiedenis is het dikwijls de plaats geweest waar de Europese mogendheden hun oorlogen uitvochten. Het gebied werd daarom soms 'het slagveld van Europa' genoemd. Na de nederlaag van Napoleon te Waterloo in 1815 ging het land op in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, een grotere bufferstaat tegen het onrustige en revolutionaire Frankrijk.
Met de Belgische Revolutie van 1830 scheidde België zich af en werd een constitutionele monarchie. De wapenspreuk van België luidt Eendracht maakt macht. Deze eendracht sloeg in 1830 op de vereniging van de negen provinciën. De negen provinciewapens zijn dan ook vertegenwoordigd in het wapenschild van het land. Op 18 oktober 1908 verwierf België Belgisch-Congo als kolonie. Daarvoor was de Onafhankelijke Congostaat het persoonlijk bezit van koning Leopold II geweest.
België werd in de Eerste Wereldoorlog bijna helemaal bezet door het Duitse Keizerrijk. Enkel een klein gebied achter de IJzer in West-Vlaanderen, waar koning Albert I zijn troepen aanvoerde, bleef onder geallieerde controle. Tijdens de Tweede Wereldoorlog capituleerde koning Leopold III na de Achttiendaagse Veldtocht en werd heel het land bezet. In september 1944 werd het grootste deel van België door de Tweede Wereldoorloggeallieerden bevrijd. Na deze oorlog leidde de capitulatie en het feit dat Leopold III koppig vasthield aan zijn eigen gelijk en niet wilde weten van een verzoening met de regering tot de Koningskwestie, waarbij zijn broer prins Karel als regent fungeerde. De Koningskwestie bracht België op de rand van een burgeroorlog. Er vielen enkele doden.
In 1951 droeg Leopold III de macht over aan zijn zoon Boudewijn, die toen 21 was. Op 9 augustus 1993 werd Albert II koning der Belgen. Op 21 juli 2013 deed Albert II vrijwillig afstand van de troon, hetgeen een unicum was in de geschiedenis van de Belgische monarchie. Zodoende werd Filip de zevende koning der Belgen.
Etymologie
De naam Belgica werd voor het eerst vermeld door Julius Caesar. Hij duidde met Gallia Belgica een gebied aan in Noord-Frankrijk, België, Zuid-Nederland, Luxemburg en Zuidwest-Duitsland tot aan de Rijn. Het latere België kreeg na de val van het Romeinse Rijk een andere bevolkingssamenstelling dan in Caesars tijd. In Belgica woonden de Belgae, die het eerst worden beschreven in Caesars Commentarii de bello Gallico. Er woonden in die tijd ook Belgae en aanverwante stammen (zoals Catuvellauni en Trinovantes) in Zuidoost-Britannia.
De stamnaam Belgae (ook Belges) gaat mogelijk terug op de Indo-Europese wortel *bʰelǵʰ- voor 'zwellen', zoals in de figuurlijke betekenis van belgen '(zich) kwaad maken', oorspronkelijk 'opzwellen', en verbolgen 'boos, toornig', aanvankelijk 'gezwollen'.[8][9] Belgae zou dan betekenen 'die gezwollen van woede', dus een verwijzing naar de lichtgeraaktheid van de oude Belgen die om de geringste aanleiding met elkaar oorlog voerden.[10][11] Deze betekenis zou dan passen bij de omschrijving van Caesar. De oorsprong van de stamnaam zou dan Gallisch zijn, net als de geattesteerde Gallische persoonsnamen Belgius en Bolgios[8] (voortgezet in de Welshe naam Beli Mawr) en deze naam is verder verwant met Oudiers bolgaid 'zwellen'.[9]
Een andere voorgestelde etymologie van de naam Belgae: belg- is afkomstig van een Gallische woord *belo-, wat 'schitterend' betekent.[12] In dat geval is Belgae verwant aan Welsh bal 'met een witte voorhoofdsvlek', Oudnoords bál 'vlam, vuur; brandstapel' (ontleend als Engels balefire 'vreugdevuur'), Litouws bãlas 'wit', Russisch bélyj 'wit' (zoals in Belarus) en de stadsnamen Beograd, Biograd, Bjelovar, evenals aan het Nederlandse bles, 'witte plek'. Ook de Gallische godennamen Belenos ('De Heldere') en Belisama (waarschijnlijk van dezelfde godheid) komen mogelijk van dezelfde bron.
Fysische geografie
Het gebied van België bestaat uit twee delen: laagland, dat behoort tot de kustvlakte van de Noordzee in het noorden; en het plateau van de Ardennen in het zuiden. Deze tweedeling heeft een geologische oorsprong. In de Ardennen liggen harde gesteenten van hoge ouderdom (Paleozoïcum) aan het oppervlak, waarin rivieren zich diep hebben ingesneden. In Vlaanderen bestaat de ondiepe ondergrond net als in Nederland en grote delen van Noord-Duitsland uit ongeconsolideerde sedimentaire gesteenten uit het Tertiair en Kwartair. In Vlaanderen was de bodem op vele plaatsen vroeger moerassig, maar hij is door de mens tot wateringen gedraineerd.
De rivieren Maas, Schelde en IJzer hebben een groot deel van hun stroomgebied in België liggen. In het uiterste oosten van het land ligt in de provincies Luik en Luxemburg ook een gebied dat toebehoort aan het stroomgebied van de Rijn (via de Moezel), in het zuiden van de provincie Henegouwen een klein gebied dat tot het stroomgebied van de Seine behoort (via de Oise).
België heeft een kustlijn van 66,6 km. Als men rekening houdt met de uitstulping van de haven van Zeebrugge bekomt men een lengte van 72,3 km. De Belgische territoriale wateren zijn in de breedte afgebakend als de twaalfmijlszone gemeten vanaf de laagwaterlijn, rekening houdend met bij eb droogvallende bodemverheffingen en permanent uitstekende havenwerken. De zijwaartse begrenzing vloeit voort uit verdragen met Frankrijk (1990) en Nederland (1996). Zo afgebakend beslaat de territoriale zee een oppervlakte van ca. 1440 km²
Statistieken
België is met 376 inwoners per vierkante kilometer (2020) een van de dichtstbevolkte landen in Europa. Dit geldt nog meer voor Vlaanderen, dat goed is voor ongeveer 60 procent van de bevolking op slechts 40 procent van de oppervlakte. De totale landoppervlakte bedraagt 30.528 km², waarmee België een kwart kleiner is dan Nederland en iets groter dan Lesotho en Armenië. Volgens het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen beslaat het Belgisch territorium 33.990 km², maar daarin tellen de Belgische territoriale wateren tot 12 zeemijlen in de Noordzee mee.
België grenst aan Frankrijk, Luxemburg, Duitsland, Nederland en de Noordzee en bezit zo een staatsgrens van 1445,5 kilometer.
Het hoogste punt is het Signaal van Botrange op 694 meter en het hoogstgelegen dorp is Rocherath (een deelgemeente van Büllingen) op 655 meter.
Het geografisch middelpunt is te vinden in Nil-Saint-Vincent.
Natuur
Van het Belgische grondoppervlak is 21,4 procent bedekt met bos, hoofdzakelijk in Wallonië. In Vlaanderen bevinden zich buiten de steden en industriegebieden vooral landbouwzones met daarnaast nog bossen vooral in de Kempen (ten oosten van de stad Antwerpen en Noord-Limburg). Belangrijke bossen in Brabant zijn het Hallerbos, het Zoniënwoud bij Brussel en het Heverleebos en het Meerdaalwoud bij Leuven. De totale bosoppervlakte in Vlaanderen bedraagt 146.381 hectare en er ligt 22.135 hectare park beheerd door gemeenten en steden.
In de Ardennen is de natuur uitgestrekt, omdat de bevolkingsdichtheid er lager ligt dan in Vlaanderen. Een derde van de oppervlakte van Wallonië is bebost en dat oppervlak wordt ook alsmaar groter. Een groot deel ervan bestaat uit dennenbossen.
Een van de meest ongerepte stukjes natuur zijn de Hoge Venen. Door het strenge klimaat, de vele neerslag en de strenge, lange winters komen daar zeldzame plantensoorten voor, die typisch zijn voor bergstreken of voor Noord-Europa. De fauna en flora in de Hoge Venen zijn bedreigd door de opwarming van de aarde.
Klimaat en weer
België heeft een gematigd zeeklimaat.
Temperatuur
De gemiddelde temperatuur in België is 11,2 °C. In de winter wordt het gemiddeld niet kouder dan 5 °C. Die relatief zachte temperaturen worden veroorzaakt door de warme Golfstroom in de Atlantische Oceaan die ook de Noordzee verwarmt. De laagste temperatuur wordt laat in de winter bereikt, omdat dan het water is afgekoeld. Verder heeft het weer een sterk wisselvallig karakter. Zo is de laagste temperatuur ooit gemeten in België −30,1 °C, terwijl de hoogste temperatuur ooit 40,6 °C was.[13]
Volgens de temperatuurstatistieken van het KMI is er de jongste jaren sprake van een duidelijke toename van de gemiddelde temperatuur.[14]
Gemiddelde temperaturen in België (1951-2018)
Decennium | Temperatuur |
---|---|
1951-1959(*) | 8,92 |
1960-1969 | 8,76 |
1970-1979 | 8,94 |
1980-1989 | 9,07 |
1990-1999 | 9,69 |
2000-2009 | 10,26 |
2010-2019 | 11,08 |
2020-2023(*) | 11,80 |
(*) Onvolledig decennium
Neerslag
De gemiddelde neerslag bedraagt 925 mm/jaar, met uitersten van 740 mm/jaar (Haspengouw, Westhoek) tot meer dan 1400 mm/jaar op de Hoge Venen. De meeste neerslag valt in de winter (vooral december), terwijl april gemiddeld de droogste maand is.[15]
Talen
Officiële talen in België zijn:
- Nederlands (ca. 60% van de bevolking);
- Frans (ca. 40% van de bevolking);
- Duits (ca. 0,7% van de bevolking: 76.000 sprekers in het uiterste oosten van het land).[16]
Het Nederlands is in het Vlaams Gewest de bestuurstaal en staat in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op gelijke voet met het Frans. De hoofdstad Brussel is dus officieel tweetalig, maar in werkelijkheid meertalig. De grote meerderheid van de Brusselaars kiest in zijn contacten met de overheid voor het Frans.[17] Het Frans is de officiële taal in Wallonië en Duits is de taal van de overheid in de Duitstalige gemeenschap, de oostelijke grensgemeenten met Duitsland in de provincie Luik.
De tussen Nederland en de overwegend Franstalige provincie Luik ingeklemde gemeente Voeren (in het Frans: Fourons) is een Nederlandstalige exclave. Het is een deel van Vlaanderen, met taalfaciliteiten voor de Franstalige minderheid. De stad Komen-Waasten (Frans: Comines-Warneton), gelegen tussen Frankrijk en de Vlaamse provincie West-Vlaanderen, is sinds 1963 officieel een deel van Wallonië en dus Franstalig, met taalfaciliteiten voor de Nederlandstalige minderheid.
De taalgrens in België komt ruwweg overeen met de Via Belgica, de Romeinse heirbaan tussen Keulen en Bavay, die sinds de 4e eeuw als culturele grens fungeerde, en loopt ruwweg ten zuiden van Brussel. De verfransing van Brussel, dat iets ten noorden van deze taalgrens ligt, is vooral het gevolg van grote inwijking na de industrialisering vanaf de 19e eeuw. Daarbij komt de eeuwenlange rol van Brussel als bestuurscentrum, met een Franstalige bovenlaag. Dat resulteerde in de verfransing van de oorspronkelijk grotendeels Nederlandstalige stad.
In de 19e en de eerste helft van de 20e eeuw was het bestuur van België (onder andere wegens het cijnskiesstelsel) vrijwel volledig Franstalig, de toplaag kende nauwelijks of geen Nederlands. De eerste taalwetten, die bepaalde rechten voor Nederlandstaligen garandeerden, werden aangenomen in 1873. Hiermee waren de landstalen nog niet gelijkwaardig. Zo zorgde de onderwijswet van 1876 ervoor dat het middelbaar onderwijs in Vlaanderen tweetalig werd, maar niet in Wallonië.
Een eerste belangrijk keerpunt was de Eerste Wereldoorlog, waar de Vlaamse frontsoldaten met Franstalige officieren rechten opeisten onder de leuze "Hier ons bloed, wanneer ons recht?". Ook de na deze oorlog opgetrokken IJzertoren met het opschrift AVV-VVK (Alles voor Vlaanderen – Vlaanderen voor Kristus) drukt een Vlaamse bewustwording uit. Dit wettelijk gelijkwaardig maken gebeurde pas met de taalwet van 1932, toen het middelbaar onderwijs officieel eentalig werd met Nederlands in Vlaanderen en Frans in Wallonië. Officieus zijn er in grotere steden en in industriële centra in Vlaanderen tot in de jaren 60 elitaire Franstalige scholen blijven functioneren.
De reële toepassing van de gelijke rechten voor taalgroepen in overheid, onderwijs en rechtspraak verliep traag, ging soms gepaard met duidelijke onwil en verandering kwam er vaak slechts na acties en politieke druk. Dit is mee de katalysator geweest voor de toenemende middelpuntvliedende kracht in het unitaire België. Die werd manifest na het werk van het Centrum Harmel, studiecentrum genoemd naar de Luikse christendemocratische politicus Pierre Harmel) die hiervoor in 1948 het parlementair initiatief had genomen. Het centrum functioneerde van 1949 tot 1953, en kwam in 1958 met haar rapport met voorstellen om de sociale, politieke en wettelijke problemen in de Waalse en Vlaamse gewesten aan te pakken.
In 1963 werd de taalgrens wettelijk vastgelegd. Dit bepaalde dat het Frans of het Nederlands de bestuurstaal werd van de overheid. Verschillende gemeenten langs de taalgrens veranderden daarom van provincie, sommigen kregen faciliteiten voor de Franstalige, Nederlandstalige of Duitstalige minderheid.
Een snelle wending ontstond door Leuven Vlaams in 1968. Acties van – onder meer – studenten dwongen de katholieke bisschoppen uiteindelijk om de Katholieke Universiteit Leuven te splitsen. In 1970 werd een nieuwe Franstalige Université Catholique de Louvain opgericht, bekend als Louvain-la-Neuve in het Waals-Brabantse Ottignies, even ten zuiden van de taalgrens. De prestigieuze Leuvense universitaire bibliotheek werd opgedeeld.
In de Nederlandstalige lagere scholen in Vlaanderen en het Brussels hoofdstedelijk gewest is het Frans verplicht vanaf het vijfde leerjaar,[18] terwijl leerlingen in het Franstalig lager onderwijs een keuze hebben. Zij kiezen in meerderheid Engels voor het Nederlands.[19] Vlaams minister van onderwijs Pascal Smet pleitte in 2011 om het Engels de tweede taal te maken in Vlaanderen,[20] maar zijn voorstel stuitte op heel wat kritiek, vooral vanuit Franstalige hoek. In de taalnota van deze minister stond dat vanaf het schooljaar 2013–2014 het Frans en het Engels twee gelijkwaardige talen als "tweede taal" behandeld zouden moeten worden in Vlaanderen.[21] In Wallonië is onderwijs meestal in het Frans.[22] Daarnaast kunnen leerlingen kiezen uit Engels of Nederlands als tweede taal.[22] De meerderheid kiest voor Engels waardoor Nederlands zelden gesproken wordt.[22]
Gebarentalen
Vlaamse Gebarentaal (VGT, circa 6000 moedertaalgebruikers), Frans-Belgische Gebarentaal (LSFB, circa 5000 moedertaalgebruikers).
Dialect en streektaal
Daarnaast worden er in België sterk van elkaar verschillende dialecten en streektalen gesproken. In Vlaanderen spreekt men verschillende taalvormen die als variëteiten van de Nederlandse taal worden beschouwd, zoals het West-Vlaams, Oost-Vlaams, Brabants, Limburgs en Kempens, inclusief typische stadstalen zoals het Gents, Antwerps, Brugs of Leuvens. Enkele van deze dialecten worden volgens sommige instanties ook als aparte taal gezien, zoals het Limburgs en West-Vlaams.[23][24] Dialecten hebben in Vlaanderen echter geen officiële status.
Sommige sprekers van "Nederlandse" dialecten bij de taalgrens, bijvoorbeeld in Brussel en in de Voerstreek, beschouwen zichzelf als "Franstalig" omdat ze naast hun dialect het Frans als (belangrijkste) cultuurtaal gebruiken. Zie verder: Nederlandse dialecten.
In Wallonië wordt door een deel van de bevolking ook een taal gesproken die als afzonderlijke streektaal is erkend. Het Waals is de belangrijkste, voor deze taal is geprobeerd een genormaliseerde spelling te vormen. Ook het Waalse volkslied was oorspronkelijk in het Waals. Buiten het Waals bestaan er nog enkele andere lokale en erkende streektalen, namelijk het Picardisch in het westen van Wallonië, Gaumais of Lotharings in het zuiden van Belgisch Luxemburg, het Champenois en het Luxemburgs rond de Luxemburgse provinciehoofdstad Aarlen. Het Waals wordt ook wel Patois (Plat) genoemd.
Religie
België is traditioneel een katholiek land en de Belgische Katholieke Kerk is de grootste religie. De vele vaak opvallende kerken, kathedralen en kapelletjes getuigen daarvan. Het christendom verbreidde zich reeds vroeg in het gebied van het huidige België. In de 4e eeuw was de H. Servatius werkzaam te Tongeren. Bloeiende kloosters zoals de Sint-Pietersabdij en de Sint-Baafsabdij in Gent, de abdijen van Lobbes, St-Hubert, Stavelot en vele andere rezen op en droegen bij tot de economische en culturele ontwikkeling van het land. De hervormingsbeweging in de 16e eeuw die aanvankelijk een groot succes kende in de Zuidelijke Nederlanden en gepaard ging met politiek verzet tegen de absolutistische tendens van het huis Habsburg, werd vooral door Filips II gestuit. Onder de aartshertogen Albrecht en Isabella verdween de invloed van het protestantisme vrijwel volledig en werd het katholicisme vernieuwd door de besluiten van het Concilie van Trente (1545–1563), de Katholieke Hervorming en het werk van de jezuïeten. Tijdens de kerkvervolging ten tijde van de Franse Revolutie was het religieus verzet zeer sterk. De grondwet van 1831 waarborgt de vrijheid van godsdienst. Ernstige spanningen tussen Kerk en Staat deden zich voor tijdens de schoolstrijden van 1878–1884 en die van 1954–1958.
Het wekelijkse kerkbezoek in België is sinds de jaren 1960 sterk gedaald en bedroeg anno 2008 minder dan 7%,[25] daar waar in 1950 circa 50 % van de bevolking de zondagsplicht vervulde. In Vlaanderen ligt het kerkbezoek hoger dan in de overige landsgedeelten: volgens cijfers van de Katholieke Kerk zelf bedroeg het kerkbezoek 12,7% in 1998 tegen 11,2% voor België[26] en volgens een studie van de Katholieke Universiteit Leuven ging 8% van de Vlamingen wekelijks naar de kerk in 2006.[27]
Volgende getallen zijn voor Vlaanderen, de kerkpraktijk in Wallonië en Brussel is lager dan in Vlaanderen, dus de getallen voor geheel België zijn dan ook lager. In 1976 ging 36 procent van de Vlamingen tussen 5 en 69 jaar nog wekelijks naar de zondagsmis. In 1998 was dat 13 procent. In 2009 daalde dat aandeel tot 5,4 procent, wat neerkomt op zo'n 247.000 mensen tussen de 5 en 69 jaar.[28][29]
Begrafenissen (61%, in 2006)[30] en doopplechtigheden (45%, in 2016)[31] gebeuren dikwijls in de kerk. Het aantal kerkelijke huwelijken neemt af, van 49% in 1998 naar 27% in 2006.[30]
België onderhoudt diplomatieke contacten met het Vaticaan. Het is bestuurlijk ingedeeld in acht bisdommen en een militair ordinariaat en vormt één kerkprovincie waarvan de aartsbisschop van Mechelen-Brussel, Jozef De Kesel, de metropoliet is. De Heilige Jozef is de beschermheilige van België.
Het Katholiek Onderwijs Vlaanderen is de koepel-organisatie van de inrichtende machten, die door de Belgische bisschoppen belast is met de coördinatie en de vertegenwoordiging van het katholiek onderwijs in Vlaanderen. Sinds de Schoolpact-wet van 29 mei 1959 worden de katholieke scholen ook grotendeels door de staat gesubsidieerd.
Beroemd zijn Belgische missionarissen, zoals Peter van Gent in Mexico, Pater Damiaan bij de melaatsen in Molokai, Joos De Rijcke in Ecuador, Ferdinand Verbiest in China en nu nog Jeanne De Vos in India. Priester Adolf Daens en kardinaal Jozef Cardijn waren katholieke geestelijken die zich voor de arbeiders-emancipatie hebben ingezet.
De rest van de Belgen is agnost, atheïst, vrijzinnig (ca. 28%), moslim (ca. 7%),[32] protestants (ca. 1,8%)[33] of joods (ca. 2,6%).[34]
Samenstelling
De gezinsgrootte in België is de laatste decennia sterk gedaald maar de laatste tijd weer licht gestegen.[36] De vruchtbaarheidsgraad ligt op 1,68 kinderen per vrouw, ver onder de vruchtbaarheidsgraad die nodig is om de bevolking op een natuurlijke wijze in stand te houden:[37] 15 procent is ouder dan 65 jaar.
De levensverwachting ligt op 79 jaar voor de mannen en 83 jaar voor de vrouwen. De kwaliteit van de Belgische gezondheidszorg behoort tot de beste ter wereld. Wat de levensstandaard betreft zijn er ongelijkheden tussen de inwoners van de verschillende gewesten; het Vlaams Gewest is financieel gezien rijker dan Wallonië.[38] Samen zijn Belgen de mediaan rijkste Europeanen in landen met een populatie groter dan 1 miljoen inwoners.[39]
De Belgische bevolking bestaat voor bijna een miljoen uit immigranten.[40] Een eerste grote golf inwijkelingen waren Italianen die in Wallonië en Limburg in de mijnen kwamen werken. Na de Mijnramp van Marcinelle in 1956 leverde Italië geen gastarbeiders meer en volgde een nieuwe golf Marokkanen en Turken die vanaf de jaren 1960 de tekorten op de arbeidsmarkt kwamen invullen. Bovendien woont er ook een gemeenschap uit de vroegere kolonie Belgisch-Congo.
Groei
|
België telde 11.584.008 inwoners op 1 januari 2022[41] (een stijging van 0,54 procent t.o.v. 2019). In Vlaanderen woonden er 6.698.876 personen, in Wallonië 3.662.495 en in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 1.222.637.[42]
In vergelijking met andere Europese landen is de Belgische bevolking traag gegroeid: 4,5 miljoen in 1850, bijna 7 miljoen in 1900, 10,2 miljoen in 2000.[43] Ter vergelijking: de Nederlandse bevolking groeide van een derde minder (3 miljoen in 1850) tot meer dan de helft meer (16 miljoen in 2000).
De groei is sinds 1989 vooral te danken aan de sociale bevolkingsgroei. Het positieve migratiesaldo is goed voor 2/3 van de totale bevolkingsaanwas, tegenover 1/3 als gevolg van natuurlijke bevolkingsgroei.
Deze groei is per gewest en provincie sterk verschillend geweest. Terwijl de bevolking van België in zijn geheel over de periode 1846–2016 toenam met een factor 2,60 was dit voor het Vlaams Gewest 2,76, voor het Waals Gewest 2,03 en voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 5,61. In het Waals Gewest is de groei vanaf 1930 tot 2016 beperkt gebleven (20%) en deze is dan nog grotendeels te wijten aan de immigratie vanuit het buitenland. In het Vlaams Gewest heeft de groei ook na 1930 doorgezet (55% voor dezelfde periode). De sterke groei in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest was tot de Tweede Wereldoorlog vooral het gevolg van de binnenlandse migratie, waarna de stadsvlucht die optrad in de 2e helft van de 20e eeuw slechts opgevangen werd door immigratie vanuit het buitenland en het inwoneraantal ongeveer stabiel bleef. Slechts sinds 1996 groeit de bevolking er weer en nu zelfs sneller dan het nationaal gemiddelde. Dit is het gevolg van buitenlandse immigratie en een hoger geboortecijfer bij de allochtone bevolking,[44] want de binnenlandse migratie vertoont nog steeds een negatief saldo. Behalve in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kennen ook de provincies Waals-Brabant en Luxemburg recent een sterker dan gemiddelde groei die vooral te wijten is aan economische migratie door de aantrekkingskracht van Brussel en Luxemburg.